Antwerpen deel 1 – dwars

Het Grote dwarsdictee, derde editie. Niet in de dicteekalender en tot op heden ook niet bekend in het dicteecircuit. Herman Killens ging last minute op verkenning.

door Herman Killens | Foto’s: Herman Killens en Jana Scheers

Sfeervolle aula

Dinsdag 29 oktober 2019. Er zijn zo van die dictees die toch nog onder de radar blijven. Neem nu het Grote dwarsdictee. Toevallig ontdekt op – jawel – Facebook. Het is nochtans al de derde editie, georganiseerd door dwars, het studentenblad van de Universiteit Antwerpen, in de nasleep van het verdwijnen van het tv-dictee. En alle spellingliefhebbers zijn welkom! Ik probeer nog in extremis om enkele dicteevrienden mee te tronen. Vergeefs. Het zal een solotrip worden.

Klooster van de Grauwzusters

De Derde Regel

De locatie is alvast prestigieus: het monumentale klooster van de Grauwzusters. Misschien eerst een historische schets. Die grauwzusters (of grauwe zusters) zijn – behalve een mooi dicteewoord – godsvruchtige vrouwen die leefden volgens de Derde Regel van Sint-Franciscus (en daarom zogenaamde tertiarissen). Ze wijdden hun sobere leven aan naastenliefde, barmhartigheid, gebed en het geven van aalmoezen, in navolging van Elisabeth van Thüringen die armen en zieken hielp tijdens de hongersnood van 1226.

In de zeventiende eeuw trokken grauwzusters van Zoutleeuw naar Antwerpen om er slachtoffers van de pest te gaan verzorgen. Daarom kregen ze van het stadsbestuur al snel de toestemming om het hoofdklooster van de congregatie te bouwen aan de Lange Sint-Annastraat. De huidige versie van dat klooster bestaat uit een neogotisch kloosterpand met vier vleugels rond een pandhof, inclusief een (ontwijde) kapel en is ondertussen eigendom van de universiteit.

Ovidiaans

32 spellingfanaten genieten van al dat fraais vooraleer ze ondergronds in een sfeervolle aula mogen plaatsnemen. Ik zie vooral veel studenten, en om nog preciezer te zijn studentes. De Nederlandse hoofdredacteur van dwars, Daan Krake, verwelkomt iedereen met een warm pleidooi voor een foutloze communicatie op sociale en andere media. Die doelstelling kunnen we meteen uittesten met een dicteetekst geschreven door Patricia Stoop, docent Middelnederlandse letterkunde.

Die heeft naar eigen zeggen haar hart verloren aan fraaie handgeschreven historiën over veertiende-eeuwse koene paladijnen, hun veelgeplaagde trawanten en hun weergaloze queesten, en aan de literaire eloquentie van laatmiddeleeuwse mystici, monniken en nonnen-auteurs (!) Edoch, ze raakt evenwel helemaal geëxalteerd door een ovidiaanse liefdesvertelling uit het Middellandse Zeegebied, over twee oriëntaalse geliefden, Pyramus en Thisbe, die vertrouwend op Onze-Lieve-Vrouw-van-Altijddurende-Liefde, in religieuze extase tijdens hun dagdagelijks halfuurtje uitentreuren heen en weer fluisterden door een geëxcaveerde spelonk.

Volle concentratie

Patricia heeft er een schitterende tekst van gemaakt. Die is verdeeld in vier paragrafen. Na elke paragraaf worden de blaadjes opgehaald en vertelt een deskundige specialistenjury (Reinhild Vandekerckhove en Dominiek Sandra) hoe alles gespeld moest worden. Didactisch voortreffelijk: met verschillende kleuren duiden ze aan wat (i) uit de geijkte spellingregels kon afgeleid worden en (ii) wat je – nu ja – gewoon weet of niet weet. Uit het geroezemoes in de zaal blijkt de tweede categorie nogal vaak van toepassing te zijn. Een nadeel van deze methode met tussentijdse uitleg is dat een enkeling met hoge foutenlast er al na de eerste sessie spoorslags vandoor gaat …

Het bebloede niemendalletje

Het oud-Latijnse misverstand bestaat er uiteindelijk in dat de Babylonische schone moest vluchten voor een leeuwin die net een verse kalfskarbonade had verorberd. Ze kon zich nog net in veiligheid brengen maar verloor daarbij haar karmozijnrode sluier. Pyramus, bij het zien van Thisbe’s bebloede niemendalletje, was ervan overtuigd dat zijn geliefde geattaqueerd en opgeschranst (sic) was en stortte zich op zijn vlijmscherp zwaard, waarna ook Thisbe zelfmoord pleegde.

Een gulle receptie

Maar – en hier komt het happy end – gelukkig voor diepgewortelde mediëvisten als schrijver dezes overwint de Liefde door een manipulatieve pennenstreek op miraculeuze wijze de Dood: als een ware deus ex machina voerde Helios de geliefden onder begeleiding van cimbalen en schalmeien naar de hemel en plaatste hen voor eeuwig samen aan het flonkerende firmament

Het kon nog erger

Die cimbalen en schalmeien zou ik ook graag hanteren voor Patricia Stoop: wat een prachtige en doorwrochte tekst. En dan nog te bedenken dat ze haar doctoraat behaald heeft met een proefschrift over de genese van de vijftiende-eeuwse conventspreken uit het Brusselse augustinessenklooster Jericho en hun literaire en historische context. We zijn dus nog aan veel erger ontsnapt …

Het tempo ligt bijzonder hoog. En telkens moeten we onmiddellijk de pennen neerleggen. Na de tweede correctieronde zie ik mijn aantal fouten snel aangroeien. Twee woorden zijn in mijn pen blijven steken. En oei, een klinker vergeten. Met dat foute opgeschranst en die streepjesrijke Onze-Lieve-Vrouw-van-Altijddurende-Liefde erbij tikt dat snel aan. Maar voor een goed begrip: dat hoge dicteertempo is voor iedereen gelijk.

Na een gulle receptie mag dwars onder luid applaus de auteur en de jury in de bloemetjes, neen in de bloempotten zetten. En de top drie bekendmaken. Uiteindelijk blijken er slechts zes deelnemers minder dan 20 fouten gescoord te hebben.

De top 3 met de auteur, juryleden en hoofdredacteur

Het podium:

1. Herman Killens (9)

2. Ines Van Put (14)

3. Sophie Rombouts (14)

Na een uitgebreide fotosessie komen de dwars’ers me vragen of ik volgend jaar reclame wil maken bij eventuele andere spellingliefhebbers.

Dat wil ik zeker. Bij dezen. 

13 reacties

  1. Jammer dat Herman nu al niet wat meer reclame heeft gemaakt voor dit dictee (zoals ook voor het andere Antwerpse dictee, het Boekenbeursdictee) en niet een kort bericht op de dicteekalender heeft laten plaatsen. Als je wil dat zoveel mogelijk mensen op de hoogte zijn van een dictee-event, kan je dit m.i. het best op dictees.nl aankondigen. Nu zijn er verslagen gepubliceerd waarvan de aankondiging ontbreekt. Dan nog liever een aankondiging zonder verslag achteraf.
    (Als je eraan twijfelt of de organisatoren echt willen dat aan hun dictee-evenement ruchtbaarheid wordt gegeven, dan kan je dat best gewoon even navragen….)

  2. Hé dag Frans, bedankt voor je reactie. Maar ik denk dat je het verslag van het Dwarsdictee nog eens goed moet herlezen, met name tot en met de belangrijke woordjes “last minute”.

    Wat het Boekenbeursdictee betreft had Frank me in Vilvoorde al gemeld dat het in de kalender ontbrak. Door andere drukke hobby’s is het evenwel aan mijn aandacht ontsnapt. Geen nood evenwel, want ik zag dat er nog verschillende bekende dicteeliefhebbers op de deelnemerslijst stonden van het Boekenbeursdictee. Die hebben dat vast wél aan Jeroen doorgegeven … jij bijvoorbeeld.

    Groetjes en tot de volgende, Herman

  3. Herman, uit jouw verslagtekst ‘opgeschranst (sic)’ en even verderop ‘met dat foute opgeschranst’ leid ik af dat je opgeschranst fout rekent. Of werd dat jou ten onrechte als fout aangerekend? In elk geval lijkt me dat niet terecht. Ik denk dat zowel opgeschranst als opgeschransd correct zijn, ondanks het feit dat VD alleen het werkwoord opschranzen met een z kent, dat leidt tot het voltooid deelwoord opgeschransd.

    VD en GB vermelden allebei de werkwoorden schransen en schranzen.
    Bij schranzen geeft VD de vormvariant schransen en bij het trefwoord schransen zie ik de verwijzing naar schranzen.

    Als ik in VD bovendien ‘zich doodschransen’ en ‘zich volschransen’ tegenkom en iemand die schranst een schranzer wordt genoemd, dat ook als schranser/schransster kan worden geschreven, kan ik maar tot één conclusie komen:
    schransen en schranzen en ook alle varianten daarmee, zoals:
    opschransen/opschranzen, doodschransen/doodschranzen,
    volschransen/volschranzen en schranser/schranzer zijn allebei steeds correct.

    Iemand die schranst kan behalve met schranzer ook als ‘schrans’ aangeduid worden met als meervoud alleen ‘schransen’, maar ik ga ervan uit, gezien het voorgaande, dat je als meervoud ook ‘schranzen’ kunt schrijven.

    VD kent ook nog het trefwoord ‘schranz’ als zelfstandig naamwoord, maar dat zullen we maar niet als schrans gaan schrijven, want schranz is Duitse hardtechno.

    • Johan, bedankt voor je gedegen analyse. Ik ben het als “precieze” uiteraard niet met jou eens. “Opschransen” staat niet in GB/VD en is in een dictee dus met zekerheid fout. Punt uit. Anders hebben we geen scheidsrechter meer nodig en heerst voortaan totale willekeur …

  4. Het ontbreken van opschransen in Van Dale maakt de dicteeopgave minder geschikt.
    Het valt natuurlijk niet te billijken dat een dicteejury alleen de vorm goedkeurt die niet in Van Dale staat, maar indien een jury op basis van verstandige interpretaties uit VD zowel de vormen opgeschranst als opgeschransd zou aanvaarden, dan zou ik dat alleszins niet als totale willekeur bestempelen.

    • Herman, jij schrijft, ‘opschransen’ staat niet in GB/VD. Dat klopt in zoverre dat VD alleen opschranzen kent. Maar hoe GB dat spelt, dat weten we niet, omdat zowel opschransen en/of opschranzen niet in de woordenlijst voorkomen.
      Ik reken mezelf niet tot de rekkelijken en op de schaal rekkelijken-preciezen zou ik mezelf ongeveer in het midden willen situeren. Ik bekijk het steeds van geval tot geval. Bij schransen/schranzen in mijn vorige reactie heb ik met redenen omkleed, geprobeerd – zoals Frank schrijft ‘op basis van verstandige interpretatie’– uit te leggen waarom ik in dit geval naast het in VD opgenomen opschranzen, ook opschransen goedkeur. Ik noem dat beslist geen totale willekeur.

    • De term ‘willekeur’ sloeg uiteraard niet op jouw voortreffelijke analyse en conclusie, Johan – ik vermoed zelfs dat je het bij het rechte eind hebt, maar we weten dat niet met zekerheid – maar op de afwijkende beslissingen die verschillende jury’s (doorgaans met veel minder kennis) ongetwijfeld zullen nemen als Van Dale niet strikt zou moeten geïnterpreteerd worden.

  5. Johan, Herman, Frank

    Dank voor jullie analyse en opinie over ‘opschranzen’. Ik ben toch wel van mening dat er toch een welbepaalde vorm van consistentie blijkt uit de bewuste keuze die de Van Daleredactie vertoont wanneer zij expliciet ‘opschranzen’ spelt als samenstellingsvoorbeeld bij op 2 (8), nota bene naast de spelling van het lemma. Dat tweemaal dezelfde richting uitgaan, werkelijk in de gedrukte versie, in combinatie met het niet online veranderen in de periode 2015-2019, moet in deze discussie worden meegewogen.

    De dicteeopgave is en blijft een weinig geschikte opgave, zoals Frank reeds aangeeft. Het gebruik van de dicteeopgave leunt natuurlijk een beetje aan bij: het concept wedstrijddictee lexicografisch beschouwd op de spits drijven, iets waar het organiserende comité of de opgavenauteur wellicht in de verste verte niet mee bezig waren.

    In het denkbeeldige geval waarin ik de eer zou hebben hier ultiem als juryvoorzitter over te oordelen, zou ik die interpretatie dat “opgeschranst” correct kan zijn, dus niet onmiddellijk maken, integendeel; maar dan kom ik dus in conflict met gewaardeerde deelnemers als Johan (in het denkbeeldige geval waarin hij deelnemer was), die 99,99 % van de inhoud van de Dikke Van Dale vanbuiten kennen en die dit gewoonweg beschouwen als een ongeregeldheid in de Dikke Van Dale, waar ze misschien nog gelijk bij hebben ook (de toekomst zal dit mede moeten uitwijzen).

    De meervoudsvorm van het substantief ‘schrans’ wordt hier ook even genoemd. Hier lijkt mij duidelijk: de vergelijking van het substantief met de infinitief mag niet worden gemaakt, alleen schransen wordt als mogelijke meervoudsvorm genoemd en dus is alleen schransen correct. Of beknopt gesteld: reken mij tot de ‘preciezen’ in het beoordelen van de substantief ‘schrans’, voor het overige behoor ik niet onmiddellijk tot een specifiek kamp.

    Steeds bereid tot overleg.

    • Edward, je rekent mij tot degenen die 99,99% van de inhoud van de Dikke Van Dale vanbuiten kennen.
      Ongetwijfeld verwar je mij met Rein Leentfaar. Ik kom niet verder dan 99%.

    • Hallo Johan

      Dank voor je reactie. Inmiddels vernam ik nog van een woordenboekredacteur dat er een onderscheid bestaat tussen “mogelijke woorden” en “werkelijk gebruikte woorden”. Het is een bekend principe van woordenboeken dat uit het ontbreken van een “mogelijk woord” niet mag worden gededuceerd dat de redactie het correct zijn van dat woord miskent.

      Bij minder kwaliteitsvolle dictees stel je inderdaad weleens vast, dat de opgavenauteur – soms onbedoeld – uit het spanningsveld tussen deze twee groepen put, eerder dan dat hij/zij naar geschikte opgaven op zoek gaat.

  6. Edward, bijzonder verhelderend zo’n onderscheid tussen ‘mogelijke woorden’ en ‘werkelijk gebruikte woorden’.

    Onmiddellijk moest ik hierbij denken aan het woord forens, iemand die voor de uitoefening van zijn beroep tussen zijn woon- en werkplaats op en neer reist.
    Van het zelfstandig naamwoord forens is ook een werkwoord afgeleid.
    Vóór de nieuwe edities van GB en VD in 2015 was de situatie als volgt: GB en VD kenden als meervoud van forens zowel forensen als forenzen.
    Bij het werkwoord was dat anders: als werkwoord mocht je alleen forenzen met een z schrijven.
    Dan kreeg je bijvoorbeeld de volgende zin: die forensen/forenzen gingen elke dag naar hun werk forenzen.

    Hoe is dat nu?
    Bij VD is er niets veranderd: meervoud forensen/forenzen, werkwoord forenzen.
    Bij GB is dat wel het geval, als werkwoord mag je zowel forensen als forenzen schrijven.
    Lekker makkelijk bij een dictee. Die forensen/forenzen gingen elke dag naar hun werk forensen/forenzen. Ik heb geforenst en ik heb geforensd, allebei goed.
    Van het GB hoef je niet meer na te denken, was het nou met een s of een z.
    Moet je dat dan wel als je alleen VD als richtsnoer hanteert, en zodoende alleen forenzen als werkwoord zou mogen gebruiken?
    Ik betwijfel dat. En dan kom ik terug op het hierboven door Edward genoemde onderscheid ‘mogelijke woorden’ en ‘werkelijk gebruikte woorden’.
    Het werkwoord forensen zou je dan heel goed – mede onder invloed van het GB, die dat wel kent – kunnen kwalificeren als ‘mogelijk woord’ in VD.

    Veel duidelijker blijkt dat uit het volgende, het tweede voorbeeld van ‘mogelijke woorden’.
    Met het zelfstandig naamwoord forens kun je samenstellingen maken. VD kent er drie als trefwoord waarbij forens als eerste deel van de samenstelling fungeert, namelijk: forensenbelasting, forensentrein en forensenverkeer.
    Bij alle drie staat de vormvariant met een z duidelijk vermeld: forenzenbelasting, forenzentrein en forenzenverkeer. Niets aan de hand dus.
    Dat kun je niet zeggen als je kijkt binnen artikelen bij de trefwoorden bus, dorp en wijk. Daar vind je forensenbus, forensendorp en forensenwijk. De vormvarianten met een z worden hier niet gegeven, maar die kun je er makkelijk bij denken als ‘mogelijke woorden’.

    Maar goed, hier gaat het om schrijfwijzen binnen artikelen. Ik vind het eigenlijk wel logisch dat VD bij opsommingen binnen artikelen, mede met het oog op ruimtebesparing niet beide mogelijkheden noemt. Eigenlijk is dit ook alleen maar een probleem van dicteehobbyisten.

    Bij het volgende gaat het echter niet om schrijfwijzen binnen artikelen, maar om heuse trefwoorden.
    In een samenstelling kun je forens ook als tweede deel gebruiken. Ik beperk me tot de volgende drie samenstellingen omdat autoforens, busforens, fietsforens, metroforens en treinforens alleen binnen artikelen zonder meervoudsvorm gegeven worden.

    Het gaat om de trefwoorden teleforens, werkforens en woonforens.

    Bij teleforens wordt wel het dubbele meervoud teleforensen/teleforenzen gegeven.
    Echter, bij werkforens en woonforens is dat niet het geval! Daar zie ik alleen het meervoud werkforenzen en woonforenzen.
    Ik kan me niet voorstellen dat er iemand is die zegt, jij hebt werkforensen en woonforensen geschreven en dat is helemaal fout want VD – GB kent deze trefwoorden niet – zegt dat alleen werkforenzen en woonforenzen correct is.
    Dit is mijn derde voorbeeld van ‘mogelijke woorden’: bij de meervoudsvormen werkforenzen en woonforenzen in VD kun je makkelijk, gezien het voorgaande, erbij denken dat VD ook de meervoudsvormen werkforensen en werkforensen erkent, maar die om de een of andere reden niet noemt.

  7. Het znw. oord (muntstuk) heeft als verkleinwoord oordje of oortje. Echter: VD geeft alleen oordjesprent – is daarmee oortjesprent fout? Deze en vele andere kwesties geven stof tot veel discussie. Daarmee komen ook de rekkelijken en preciezen weer in beeld. Van de rekkelijken mag ‘oortjesprent’ (analogie), van de preciezen niet (het staat niet in VD).