Spelman koopt op de rommelmarkt een stripboek over Asterix en Obelix. De verkoper zegt: “Dat waren nog eens tijden. Beter dan al die teasestrips van tegenwoordig. Bij Toutatis, haha!” Spelman lacht flauwtjes mee, maar denkt paniekerig: wélke strips?
Thuis raadpleegt hij direct de Dikke Van Dale: T-strip, teastrip, teestrip … lou loene. Maar dan ontdekt hij teasestrip: stripverhaal waarin een zo goed als naakte heldin optreedt in onmogelijke avonturen, veelal met sadistische inslag, bv. ‘Barbarella’.
Wat een weergaloos dicteewoord. Over ‘onmogelijk’ gesproken: als je het niet kent, kun je het wel op twintig manieren fout spellen. Van blijdschap doet Spelman een rondedansje.