In antwoord op het recente opiniestuk van Huib Boogert verplaatst Rein ‘dictees-eet-ik-als-ontbijt’ Leentfaar zich in de organisator van een gezellige dicteeavond. Een provocerende visie.
door Rein Leentfaar
En dan kom je als plaatselijke bibliotheek of Rotaryclub op een lumineus idee: we gaan ook een dicteetje houden. Inschrijven bij pietje-puk@dicteeland.nl. Maar je realiseert je niet het persbericht daarover het hele internet over gaat. En dus krijg je inschrijvingen van lieden als dicteetijger@spellingfreak.nl. En op de – overigens gezellige – dicteeavond blijkt dan dat je toch wat dingen over het hoofd gezien hebt.
Een paar dicteegekken blijken zich onder de deelnemers te bevinden. Sommigen heel assertief en zo fanatiek dat ze, met verwijzing naar Groene Boekje en Van Dale, het gelijk willen halen: hun schrijfwijze – boven die van anderen en de jury – is toch onbetwistbaar de juiste. Anderen zijn wat bescheidener en vragen heel bedeesd of de jury er wel zeker van is dat dit en dat juist is.
Reglement
Wat is nu het probleem? Juist: dat is het gehanteerde reglement. En daar botsen organisatie en dicteefanaten. De organisatie wil gewoon een gezellige avond en liefst een boel centjes, als het een sponsordictee betreft. En de fanaten, die willen dat alles honderd procent correct verloopt, liefst tweehonderd procent volgens de reglementen die zíj bedacht en in hun hoofd hebben. Dus: exacte bronnen (GB en VD, let op: alleen de papieren versie van 2005, daar wijken we geen duimbreed van af; vooral geen elektronische VD of online-VD, want die veranderen immers steeds…). En vooral niet het Witte Boekje (dat is maar bij twee procent van alle dictees die ik ken aan de orde). En vooral geen plaatselijke termen zoals eigennamen en straatnamen. De ‘tijgers’ vinden dat je die dan maar gewoon niet mee moet tellen. Daarnaast de regels, waar iedereen het over eens is: fouten in kleine en hoofdletters, koppeltekens en diakritische tekens zijn ook echt fout.
Afbreken
Ten onrechte mis ik nog weleens de regel, dat je aan het eind van de regel niet mag afbreken. Ideaal blijf ik een invuldictee vinden: geen schrijfkramp, kijkt heel gemakkelijk na. Een must is ook dat je niet je eigen blaadje nakijkt, maar dat van een ander (controle van de beste dictees nogmaals door de jury, of ze worden allemaal door een echte jury nagekeken). Een te beregelen punt is ook nog: hoeveel fouten kun je in een woord of woordgroep maximaal maken? Bij een invuldictee is de aanduiding van een woord of woordgroep gemakkelijk: dat is gewoon één invulplaats en de gangbare dicteepraktijk is om per invulplaats maximaal één fout te rekenen.
Betutteling
Die betutteling door de dicteetijgers gaat me veel te ver. Als ik weer naar zo’n plaatselijk dictee ga, mogen er best een aantal (laten we zeggen maximaal vier à vijf) plaatselijke termen voorkomen. Het is gewoon leuk om even op de gemeentelijke website te kijken. En op de site van de plaatselijke heemkundige kring… en alle straatnamen in de betrokken gemeente op je scherm te tonen. Het reglement moet overigens (vooraf!) wel duidelijk maken, hoe hiermee wordt omgegaan!
Maar los daarvan: er moet in ieder geval een goed reglement zijn: GB en/of VD, afbreken op regeleinde, etc. Wat verbeelden die dicteetijgers zich wel? Plaatselijk maak ik toch mijn eigen reglement en verder is iedereen welkom. In sommige plaatsen zijn de buitenpoorters helemaal niet welkom; maak in ieder geval twee categorieën: plaatselijke deelnemers en ‘mensen van elders’. De hoofdprijs dient in verband met de publiciteit te allen tijde in de eerste categorie te vallen!
Een goed wedstrijddictee
Blijft de vraag: houden ze in St.-X nu wel of niet een goed wedstrijddictee? Dat is eigenlijk heel gemakkelijk. Wie weleens op mijn blog kijkt, weet dat ik met enige regelmaat op die blog dictees van een kwalificatie voorzie: van RDR 0 (Reins Dicteerating 0) = 0 sterren (Hart van Israël, Putten) tot 5 sterren (Davidsfondsdictee, Vlaanderen, wordt inmiddels niet meer gehouden). Alles daartussenin loopt van 1 tot 4 sterren. Wie het Witte Boekje gebruikt (Sint-Oedenrode, Groot NRC-dictee), komt per definitie niet hoger dan 1 ster (ook als het barst van de plaatselijk termen). Zitten er te veel plaatselijke termen in, dan kom je op 2 sterren, en de dictees met 3 of 4 sterren behoren tot de crème de la crème: daar kan de dicteetijger zijn prooi besluipen en bespringen zonder zich zorgen te maken over welke spelregel dan ook. En ook niet of Zwarte Piet wel of niet in de boeken staat, wel of niet een merknaam is, wel of niet van de Verenigde Naties mag, et cetera.
Succes met je dictees en CU (acroniem voor see you, mag van mij echt in een dictee) bij de volgende dicteebroederstrijd!
Is ‘Sommigen’ in de tweede alinea niet zonder slot-n, Rein? 🙂
Leuk om die zin, “Sommigen heel assertief en zo fanatiek dat ze, met verwijzing naar Groene Boekje en Van Dale, het gelijk willen halen: hun schrijfwijze – boven die van anderen en de jury – is toch onbetwistbaar de juiste” uit jouw pen opgetekend te zien.
Ja, zelfkennis, hè? Mijn ‘sommigen’ sloeg niet per se terug op dicteegekken, maar het zou wel kunnen, natuurlijk.
Snelsonnet
Ik vind dat leuk, de sfeer bij een dictee
Niet zelden zie je mij het land in trekken
En soms doen er gelijkgestemde gekken
Van ver, zelfs uit Zeeuws-Vlaanderen, aan mee
Maar soms ook denk ik: Idioot, wat zoek je
Nou in dit oord? Ze volgen ‘t Witte Boekje!
Voor Frans: eigenlijk moet Zeeuws- tussen haakjes staan …
“Anderen zijn wat bescheidener en vragen heel bedeesd of de jury er wel zeker van is dat dit en dat juist is.” O zo herkenbaar!
Het fraaie snelsonnet
hangt nu boven mijn bed …