door Rien Wisse, ‘bredacteur’ van De Spelt, je broodnodige dicteenieuws
U zult wel trots zijn op dat dictee, met al dat Fries erin.
Dat net (niet)! Die bourgondische Wim Daniëls heeft de Friezen weer eens gestigmatiseerd als zonderlingen die skûtsjesilen, fierljeppen en aan Elfstedenkoorts lijden.
Doen ze dat dan niet?
Ze doen veel meer, aaisykjen bijvoorbeeld (kievitseieren zoeken). Dat staat gewoon in Van Dale, net als tal van andere Friese woorden. Die hadden mooi in dat dictee gekund. Maar nee hoor: er mocht geen moeilijk woord in. Ja, It giet oan, maar dat telde dan weer niet mee. Een gemiste kans.
Wim komt uit Brabant en staat daar niet bij stil, dawittetohwel (dat weet je toch wel)?
Dat heb ik gemerkt, ja. Ik verstond er niks van toen hij zijn dictee in het Peellands voorbij liet razen. Dat ging niet bepaald op jins alve-en-tritichst (op zijn elfendertigst). Maar hij zal toch weleens in een woordenboek kijken?
Tja, haha, ieder zijn dialect
Het Frysk is geen dialect maar een taal, dat weet u best. Een zinnetje als Bûter, brea en griene tsiis, wa’t dat net sizze kin, is gjin oprjuchte Fries had er best in gekund. (Boter, brood en groene kaas, wie dat niet zeggen kan, is geen echte Fries.)
Dat kan niemand foutloos op papier krijgen, zelfs de meest doorgewinterde Fries niet.
Het staat wél in Van Dale. Maar goed, iepenloftspul (openluchtspel) dan maar. Of Frysk Orkest. Of sjtelp (stelp, stolpboerderij).
U begrijpt vast dat niet iedereen …
Grobbejak (grutten met stroop en gebakken spek), brandewyn mei boerejonges (rozijnen op brandewijn), rjucht en sljucht (oprecht en eenvoudig) …
Ja, maar kijk …
Ielgoes (aalscholver), Grutte Pier (Grote Pier), pripper (kaatsbal) …
Eh, zo’n soort gesprek heb ik eerder meegemaakt, maar dan in het Japans, dus …
Boerenfries, Stadfries, Standfries …
Zeg, houdoe (dáág)! Ik wor sjiebekes (Ik word gek), dus ik naai deruit (ik ga weg). Dè snapt unnen boer mee éénen errem nog wel. (Dat snapt een boer met één arm nog wel.)
Skytmerakels! (Krijg nou wat!)
🙂