Dicteespecialist Pieter van Diepen verbaasde zich tijdens het eerste Groot Gorcums Dictee over de kwestie van ‘alweer’. Veel dicteekenners vonden dat deze woordgroep aaneengeschreven moest worden, de jury niet. De controverse verleidde Van Diepen tot een diepgravende column, waarin hij ook het beruchte ‘wel( )eens’ onder de loep neemt. Verplichte – en smakelijke – kost voor de liefhebbers!
door Pieter van Diepen
“Alles goed?” wordt mij wel eens gevraagd. Men informeert dan naar mijn gezondheid, mijn plezier in mijn werk, het welzijn van mijn gezin, de staat van mijn financiën, kortom, alles. “Alles goed?” is me ook wel gevraagd na een dictee. Dat is het ultieme streven: alles goed, nul fouten. Het gebeurt niet vaak, maar het komt voor. Het eerste Groot Gorcums Dictee leek op zo’n ‘nulfouter’ af te stevenen – er waren maar liefst zeven notoire dicteetijgers en de tekst was te doen. Maar dan blijkt dat ook door de wol geverfde specialisten domme fouten maken. Letter vergeten, woord verkeerd verstaan. Maar er dook ook een heuse ‘kwestie’ op die de aanleiding vormt voor dit columnpje.
Alweer
Het dictee bevatte de zin “Hoe zat het ook al weer met het aaneenschrijven van woorden?” Vijf van de zeven buitenpoorters schreven ‘alweer’, aan elkaar. Fout, oordeelde de auteur. Een vermetele dicteenomade interrumpeerde voorzichtig: “Ik denk dat u zich vergist, het is alweer, aan elkaar.” Hij werd terechtgewezen – vanzelfsprekend door iemand die al weer los schreef. En die mede daardoor de hoofdvogel afschoot. Maar was dat terecht? Ik pel het af.
1 Groene Boekje
De regels luidden: “U moet spellen volgens het Groene Boekje van 2005, en als het daar niet in staat volgens Van Dale, ook van 2005.” En? Staat het in het Groene Boekje? Jazeker: alweder, alweer. Zonder betekenis. De winnende dicteezwerver schreef in zijn commentaar: ‘uiteraard zonder betekenis’. Maar dat is helemaal niet zo ‘uiteraard’: als er betekenisverschil is tussen een aan elkaar geschreven en een los geschreven vorm, dan geeft het Groene Boekje er de betekenis bij. Zie bijvoorbeeld allang, met als betekenis ‘al’. Dat geeft aan dat volgens het Groene Boekje allang in de betekenis ‘al’ aan elkaar moet en in andere betekenissen los. En het houdt dús ook in, nu er bij alweer geen betekenis staat, dat het in alle betekenissen aan elkaar moet! Een klassiek kop-van-jutje – weet u nog, van het Groot Dictee 2009?¹
2 Van Dale
Dezelfde dicteetoerist schreef ook: “Van Dale is heel beslist: alweer = weer in de betekenis van ‘opnieuw’”. Maar, vraag ik u af, ís Van Dale wel zo duidelijk? Sub voce alweer leest u: (versterking van) weer, synoniem nogmaals, opnieuw: ik ga alweer aan het werk. Maar Van Dale geeft nóg een voorbeeldzin: ik weet alweer hoe het heet. En daarin schurkt de betekenis van ‘alweer’ wel heel dicht aan tegen die in de dicteezin: hoe zat het ook al()weer.
3 Ander lemma
Als u in het Groene Boekje kijkt, vindt u alweer aan elkaar, zonder betekenis. Als het niet in het Groene Boekje had gestaan, zou u in Van Dale kijken en daar óók alweer aan elkaar vinden, met in ieder geval in één voorbeeldzin een betekenis die dicht bij de betekenis in het dictee komt. Is dan aan een goedwillende dicteeschrijver uit te leggen dat dat dan misschien wel zo is, maar dat hij als hij onder ándere lemma’s kijkt in de meeste gevallen ‘ook al weer’ zal aantreffen, los, en dat het dús los moet?
4 Andere bronnen
Welke bronnen hebben we nog meer? In de bekende lijstjes van woordparen met betekenisverschil (allang / al lang; teveel / te veel; zover / zo ver; tenminste / ten minste, etc.), in de leidraad van het Groene Boekje, paragraaf 6.10, in het Witte Boekje, in de Schrijfwijzer van Jan Renkema, komt het duo alweer / al weer niet voor.
5 Taaladvies
Op de website van Onze Taal, onder Taaladvies, staat over alweer het volgende: “Van Dale (2005) geeft als betekenis bij alweer: ‘(versterking van) weer’. Synoniemen zijn nogmaals en opnieuw. Dat alweer ook andere betekenissen kan hebben, blijkt uit de voorbeelden die Van Dale elders geeft, zoals: ‘De ene depressie was nog niet verdwenen of er kondigde zich alweer een nieuwe aan’, ‘Hij kan alweer een beetje in de kamer rondscharrelen’ en ‘Ben je daar alweer?’ In ‘Hoe heette je ook alweer?’ betekent alweer samen met ‘ook’ nog iets anders: ‘Help me even, want ik ben je naam vergeten.’ (…) Overigens wordt alweer altijd aaneengeschreven.”
Op basis van 1 t/m 5 kan men, ben ik geneigd te zeggen, concluderen dat alweer de enig juiste schrijfwijze is en dat al weer fout is, ook in het Groot Gorcums Dictee. Dus ook dat Van Dale het met ‘ook al weer’ mis heeft en dat het die ene keer dat Van Dale ‘ook alweer’ schrijft, namelijk bij het lemma obsoleet, wat door onze eerdergenoemde dicteeveelvraat aan Van Dale als fout is gemeld, juist goed is. Maar wacht, we zijn er nog niet:
6 Taalunieversum
Wanneer u “al weer” googelt, krijgt u als eerste treffer een taaladvies van Taalunieversum. “Vraag: Schrijf je alweer (aaneengeschreven) of al weer (in twee woorden)? Antwoord: In de betekenis ‘opnieuw’ is alweer één woord en wordt het dus aaneengeschreven. De combinatie al weer komt ook als twee losse woorden voor, vooral in de vaste uitdrukking (Hoe zit het) ook (al) weer? en minder vaak in die gevallen waarin al ‘reeds’ betekent.” Bám! Dat zet mijn redenering onder 1 t/m 5 op zijn kop. Taalunieversum, dat is niet niks. Dat is de Taalunie, dat is het Groene Boekje, dat is de baas. Betekent dit nu dat ik in teksten in het algemeen en in het Gorcums Dictee in het bijzonder alweer toch fout en alleen al weer goed vind? Driewerf neen! Immers, kun je het een goedwillende dicteeschrijver euvel duiden dat hij dociel de regels in acht neemt, dat hij het Groene Boekje volgt en eventueel in Van Dale kijkt, en dat hij niet op de hoogte is van het Taalunieversumadvies? Dat advies is natuurlijk buitengewoon behartigenswaardig. Maar het was, vind ik, consequent geweest als het ook een consequentie had gekregen, als er via de erratalijst aan het lemma alweer de betekenis ‘(opnieuw)’ was toegevoegd en als er, net als bij ten minste en tenminste, direct boven of onder alweer een extra lemma al weer was ingevoegd met bijvoorbeeld ‘(in: ook al weer)’. Dan zou er duidelijkheid zijn. Nu dat niet is gebeurd, vind ik alweer / al weer niet bruikbaar in een dictee. En als het toch wordt gebruikt, zouden beide vormen goed gerekend moeten worden.
De kwestie wel()eens
Ik heb nóg een kwestie op mijn lever, ook een geval van wel-of-niet-aan-elkaar-schrijven. In een dictee kwam halfbeneveld voor, in een ander dictee witgesausd en in weer een ander goedgenoteerd. Steeds aan elkaar. Alle drie komen ze niet in het Groene Boekje voor, maar niettemin werd in alle drie de gevallen de aaneengeschreven vorm de juiste geacht, naar analogie van respectievelijk halfdronken, witgeverfd en goedgeschreven. Ik vind dat wat al te rekkelijk. Ik ben – nomen est omen – een pietje-precies, ik hecht aan de autoriteit van regels (ik ben ambtenaar, ja, hoezo?). Ik schreef dus half beneveld, wit gesausd en goed genoteerd. En zou dat weer doen. Ik ben wel een pragmatische ‘precieze’: als ik bij een dictee weet dat iets niet in het Groene Boekje staat, maar wel in Van Dale, zoals weleens, schrijf ik het zoals Van Dale. Maar als iemand mij vraagt hoe je wel( )eens schrijft, geef ik een genuanceerd antwoord: los (zie ook mijn eerste zin), want het staat niet aan elkaar in het Groene Boekje, en er is ook geen regel die dat dwingend voorschrijft, maar in een dictee met de gebruikelijke spelregels aan elkaar, want zo staat het in Van Dale. Voor de fijnproevers: dat was ook in de spelling van 1995 al zo (niet in de woordenlijst van het Groene Boekje, wel in Van Dale), maar toch schreef ik het toen ook in een dictee los! Toen stond namelijk expliciet in het Groene Boekje, in het hoofdstuk Inrichting van de Woordenlijst, paragraaf 2 (Selectie van de woorden): “Een tweede uitzondering vormen die woorden die weliswaar vaak voorkomen in het materiaal van de databank, maar die desondanks fout zijn.” Als voorbeeld onder andere weleens!
De fsp-lijst
Mijn stelling is: rekkelijken die de analogieregel aanhangen, gaan voorbij aan het feit dat onze spelling niet top-down wordt bepaald door het Comité van Ministers of de Werkgroep Spelling, maar door de taalgebruikers, het volk zelf! Het criterium voor selectie van een woord voor de Woordenlijst is namelijk het voorkomen ervan in het materiaal van de databank, onder meer de tekstcorpora van het (Leidse) Instituut voor Nederlandse Lexicologie, maar ook vrij beschikbaar materiaal op het internet. Daaruit wordt de ‘fsp-lijst’ samengesteld, op basis van de frequentie, spreiding en periode. Het beste voorbeeld is rodekool. Dat komt zo, aaneengeschreven, het vaakst voor. Het is als het ware aan elkaar gegroeid. Groene kool niet. Moeten we dan toch groenekool schrijven, analoog aan rodekool, ook nu het volk dat niet doet? Nee, de leidraad van het Groene Boekje is daar stellig in, zie 6.8 onder c (“woordgroep groeit aaneen door veelvuldig gebruik”). De taal leeft, is in beweging. Witte()kool is in een tussenstadium: het is nog niet aan elkaar gegroeid, maar Van Dale schrijft het wel al aan elkaar. Misschien volgt het Groene Boekje. Zolang dat nog niet het geval is, vind ik witte kool de enig juiste spelling. Maar schrijf ik in een dictee wittekool. Vanwege Van Dale. Al wist ik dat bij het Groot Dictee 2007 nog niet …
Overigens ben ik wel zo rekkelijk dat ik de spelling in de Woordenlijst niet blindelings volg. Het is niet verboden zelf na te denken. Persoonlijk zou ik schrijven: “Ik at vandaag rodekool, gemaakt van een mooi rode kool.” Er zijn ook werkwoorden die aan een zelfstandig naamwoord ‘vastgroeien’. Het is pianospelen, maar marimba spelen (leidraad, 6.8.c). Ook dat is in beweging. “Ik zal straks die wijn proeven. Ik ga een middagje wijnproeven.” Nu nog niet in de naslagwerken, maar ik voel er wel voor. Net als voor ‘dicteeschrijven’: “De auteur mocht het dictee schrijven voor de liefhebbers van dicteeschrijven.”
Onduidelijk
Terug naar weleens. Staat wel()eens in het Groene Boekje? Die vraag is niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Sommigen zullen zeggen: nee, het staat niet als zodanig in de woordenlijst, dus je moet spellen volgens Van Dale: weleens, aan elkaar. Anderen zeggen: jazeker, het staat wel degelijk in het Groene Boekje, maar niet als zelfstandig lemma als woordgroep wel eens, maar gewoon onder wel en eens. Juist het feit dat het niet aan elkaar in het Groene Boekje staat, zullen die anderen zeggen, duidt erop dat het (nog) niet aan elkaar gegroeid is. Een gevalletje ‘witte kool’. De kwestie is er door toedoen van de Groot Dicteejury overigens niet helderder op geworden. Werd bij de editie 2000 in de zin “Tegenwoordig moeten wij weleens grinniken” nog geoordeeld dat weleens aan elkaar moest (terwijl toen nog de spelling van 1995 gold en in het Groene Boekje van die tijd nog nadrukkelijk stond dat weleens fout was – zie boven), bij het dictee van 2011 zei de voorzitster over de zin “Nu willen jullie uiteraard wel eens weten” doodleuk “Wel eens is een veelgebruikte woordgroep. Dan bestaat de neiging om de woorden aaneen te schrijven, maar de aaneengeschreven vorm staat niet in het Groene Boekje, en dat is onze eerste scheidsrechter.” Ik lust allang (en al lang) geen peultjes meer. Bij zoveel onduidelijkheid vind ik zo’n woord of woordgroep niet bruikbaar in een dictee. En als het toch wordt gebruikt, zouden beide vormen goed gerekend moeten worden.
Eind goed, al goed: alles goed, alweer én al weer, weleens én wel eens.
¹ Van Dale geeft behalve kop-van-jut, met als betekenis ‘kermisattractie’, onder ²Jut ook kop van Jut, in de betekenis ‘zondebok’. Die laatste betekenis had het in het Groot Dictee 2009, maar de jury keurde uitsluitend de schrijfwijze kop-van-jut goed, simpelweg omdat die in het Groene Boekje staat.