De onbekende helden van het woordenboek

Duizenden vrijwilligers droegen lemmata aan voor de Oxford English Dictionary. Hoofdredacteur James Murray toonde zich zeer dankbaar voor die hulp. Hoe verloopt die wisselwerking in het Nederlands taalgebied?

 door Frank Denys

James Murray in zijn scriptorium aan Banbury Road, Oxford, ca. 1905

Afgelopen weken zette mijn passie voor woorden en woordenboeken me aan tot het lezen van The dictionary people. Dit boek kwam vorig jaar in november uit en is van de hand van Sarah Ogilvie. De ondertitel luidt The unsung heroes who created the Oxford English Dictionary.

Sarah Ogilvie is taalkundige, lexicograaf en computerwetenschapper en werkte een aantal jaren als redacteur bij de Oxford English Dictionary, gemeenzaam bekend onder de afkorting OED. De OED is een historisch woordenboek, vergelijkbaar met ons Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) dat bekendstaat als het grootste historische woordenboek ter wereld. Waar het WNT in 1976 gestopt is met het beschrijven van het Nederlands, houdt de OED de vinger aan de pols van het hedendaagse Engels. Het bevat ruim 600 duizend trefwoorden en staat alom bekend als de meest betrouwbare en gezaghebbende bron in het Angelsaksische taalgebied. 

Miskende helden

Toen Ogilvie op een dag aan het snuisteren was in de archieven van de OED, deed ze een verrassende ontdekking: in een doos vond ze een zwart boek met de namen en adressen van duizenden vrijwilligers uit het publiek die gedurende decennia een bijdrage hadden geleverd aan het woordenboek. Ook vond ze informatie over welke boeken de vrijwilligers hadden gelezen en hoeveel slips (papieren strookjes van zo’n 10 op 15 centimeter met de vindplaatsen van de woorden) ze hadden ingezonden. Daaruit kon afgeleid worden dat rond de drieduizend personen zich vrijwillig hadden ingezet voor de totstandkoming van de eerste editie van de OED in 1928. Gedurende acht jaar ondernam Ogilvie een doorgedreven zoektocht naar de identiteit van wie ze omschreef als ‘de miskende helden die mee gestalte gaven aan de Engelse taal’. 

Mel Gibson als James Murray en Sean Penn als William Minor in The professor and the madman (2019)

Bonte bende

Aldus kwam zij de levens op het spoor van onder meer archeologen, sterrenkundigen, naturisten, schrijvers, pornografen, feministes, predikanten, vegetariërs en zelfs drie veroordeelde moordenaars, onder wie de arts en psychiatrisch patiënt William Chester Minor. Zij deelden hun gemeenschappelijke passie: het verzamelen van woorden. Kapittelgewijs zijn ze in het boek ingedeeld volgens een abecedarium: C for CannibalK for KleptomaniacR for Rain CollectorsW for Women, enz. Allen voelden zich geroepen om misschien geen grote, maar toch geen onbelangrijke leemte te vullen in kennis. Volgens Ogilvie is dat een van de zuiverste genoegens die het leven kan bieden.

Het prachtige boek heeft mijn kennis van de taal van Shakespeare duchtig op de proef gesteld, maar vooral vond ik het zeer boeiend om veel te weten te komen over zeden en gewoonten in het victoriaanse tijdperk en kennis te maken met enkele excentriekelingen. Wat me ook erg interesseerde, was de verhouding tussen redactie en lezerspubliek. Hoofdredacteur James Murray en zijn team waardeerden ten zeerste de onbaatzuchtige hulp die zij ontvingen van buitenstaanders en lieten dat ook veelvuldig blijken aan verschillende bijdragers, zo leren we uit nagelaten correspondentie. Hoe die samenwerking anno 2024 verloopt en welke parallellen er zijn met Nederlandstalige naslagwerken wil ik hierna schetsen.

Hoofdredacteur James Murray en zijn team waardeerden ten zeerste de onbaatzuchtige hulp van buitenstaanders

Digitale tijdperk

De eerste editie van de OED werd in tien delen gepubliceerd, de tweede uitgave (1989) in twintig. De derde editie wordt verwacht in 2037 en zal niet meer gedrukt worden. Een betaalde onlineversie is beschikbaar sinds 2000 en wordt per kwartaal geüpdatet. Naar verluidt worden er heden sporadisch nog slips ingezonden, maar in het digitale tijdperk worden bijdragen aangeleverd via een webformulier. De elektronische inzendingen (nieuwe woorden, correcties, etc.) worden door een team van vijf lexicografen onderzocht, iets waar men in het beperktere taalgebied van het Nederlands wellicht alleen maar van kan dromen.

Het borstbeeld van Johan Hendrik van Dale in Sluis

Om nu te weten hoe ons aller Van Dale het aanpakt, is het nuttig een paar jaartjes terug te gaan in de tijd. In 2012 stond in het juli-augustusnummer van het tijdschrift Onze Taal een artikel met als titel ‘Erosie van het instituut Van Dale’. Daarin kondigde Van Dale aan een zogenaamde wiki in te richten, waar taalgebruikers zelf verbeteringen kunnen aanbrengen en nieuwe woorden kunnen melden die naar hun mening een plaats verdienen in het woordenboek. De redactie kijkt dan naar die voorstellen en geeft een eindoordeel.  Op mijn vraag wanneer die wiki er ging komen, kreeg ik in februari 2013 van Van Dale het volgende antwoord: ‘We werken inderdaad aan een systeem waarin gebruikers aanvullingen kunnen doen op onze betaalde woordenboeken. Naar verwachting zal dit systeem eind dit jaar bij een eerste woordenboek worden gelanceerd.’

Het duurde bijna drie jaar voordat de eerste wiki’s ingediend konden worden bij Van Dale

Het zou uiteindelijk nog tot oktober 2015 duren vooraleer de eerste wiki’s ingediend konden worden. Nogal wat dicteeliefhebbers maakten er gebruik van en woordensmid Bob van Dijk, een enthousiaste en fervente gebruiker, schreef er zelfs een korte handleiding voor. In de periode 2016-2020 werden verschillende bijdragen verwerkt tot echte lemmata, de andere bleven gemarkeerd als Wiki Van Dale met de vermelding van de naam van de inzender.

Afgevoerd

In november 2020 ontvingen alle bijdragers een mailbericht van de marketingafdeling van Van Dale: ‘Bedankt voor uw bijdrage(n) aan onze Van Dale Wiki in Van Dale Online. (…) Helaas is het succes van de wiki niet groot genoeg. Daarom staat vanaf vrijdag 6 november 2020 de wiki-functie uit. Alle bijdragen blijven gelukkig wel zichtbaar, maar de inzendknop is verdwenen. Ondertussen werken we aan een nieuwe manier om uw suggesties te ontvangen. Mail uw vragen of suggesties voorlopig gerust naar redactie@vandale.nl.’

Tot op heden is die ‘nieuwe manier’ een dode letter gebleven en, wat enigszins te voorspellen viel, werden alle wikibijdragen geruisloos uit Van Dale verwijderd en zijn ze dus sinds februari van dit jaar niet meer te zien. Dat dit gebeurde zonder de inzenders hiervan op de hoogte te stellen, is tekenend voor het gebrek aan transparantie en de moeizame relatie tussen redactie en gebruikers bij Van Dale. Ik betrap mezelf erop bij hen ook steeds minder fouten, neologismen en suggesties in te sturen.

INT

Gelukkig is er nog een alternatief. Het Instituut voor de Nederlandse Taal (INT) beheert niet alleen de Woordenlijst (onlineversie van het Groene Boekje), maar ook het Algemeen Nederlands Woordenboek (ANW) en het Woordenboek van Nieuwe Woorden (WNW). Op de website van het INT staat een formulier waarmee je een nieuw woord kunt melden. Sind begin april heb ik al een zeventigtal neologismen ingediend, zowel woorden die ik vanuit spellingtechnisch oogpunt uitdagend vind (borborygme, rubelliet, za’atar, …) als woorden waarvan ik vind dat ze echt niet in de naslagwerken mogen ontbreken (libricide, logofiel, prebunken, schrijfschaamte, visadempje …). Voortgaand op de feedback die ik ontving, acht ik de kans dat ze de Woordenlijst en/of een van de twee woordenboeken van het INT halen bijzonder groot. 

Sarah Ogilvie, The dictionary people. The unsung heroes who created the Oxford English Dictionary. Chatto & Windus 2023. 384 p.

1 reacties

  1. Een zeer doorwrochte analyse, Frank. Zeker het overwegen waard, maar voorlopig blijf ik nog even insturen naar Van Dale. Je hoort niet altijd wat, je moet lang wachten, maar dan ineens sta je toch in het Grote Boek.