De valkuilen van de voorlezer

Dicteeveelvraat en -auteur Rein Leentfaar buigt zich over de valkuilen waarmee auteur en voorlezer van dictees rekening moeten houden.

Foto: auteur A.L. Snijders leest het Zutphens Dictee in 2013

Hoffscholte

Oud-burgemeester Joost Hoffscholte las in Aalsmeer het dictee uitstekend voor

Een dictee is niet af als de auteur het inlevert bij de organisator. De tekst moet ook nog voorgelezen worden – en wel zo, dat er geen misverstand kan ontstaan. Dicteeveelvraat en -auteur Rein Leentfaar buigt zich over de valkuilen waarmee beide partijen rekening moeten houden.

door Rein Leentfaar

Auteurs moeten in principe voor een perfecte tekst zorgen. Om het zichzelf niet al te moeilijk te maken, zouden zij zich moeten beperken tot (de papieren versie van) het Groene Boekje en de Dikke Van Dale. Daarbij hebben ze nog de keus om die twee bronnen als gelijkwaardig te beschouwen of om aan GB absolute voorrang te verlenen. Buiten deze twee bronnen om ontstaat maar al te vaak discussie… maar ja, in plaatselijke dictees lukt dat niet altijd. Dat begrijp ik ook wel. Maar reken dan de betreffende woorden in het dictee gewoon niet mee. Woorden waarover GB en VD het niet eens zijn, zouden vermeden moeten worden. Ook woorden met dezelfde betekenis én dezelfde uitspraak treft dat lot: chique en/of sjiek – gesteld dat ze wél hetzelfde zouden betekenen, wat niet het geval is – mag niet gebruikt worden. De woorden sacherijnig en chagrijnig mogen wel worden gebruikt: de uitspraak hiervan is verschillend en alleen de vorm die wordt voorgelezen, mag worden opgeschreven en goed gerekend. Uitsmijter: ook op de klemtoon moet men goed bedacht zijn (zie daarvoor de recente column van Pieter van Diepen): in tweedehands autootje komt de klemtoon op au, bij tweedehandsautootje komt de klemtoon op hands.

En dat lukt?
Nou, nee. Er zijn veel eigenwijze dicteeschrijvers, die denken ‘het wel te weten’. In hun dictees zie je nogal eens zonden tegen de bronnen GB en VD. Maar de praktijk leert dat er – ook bij door anderen gecontroleerde – dictees vaak nog enkele foutjes of twijfelgevallen aanwezig zijn. Ja, ook bij erkend deskundigen of bij de ‘officiële’ instanties blijft er na controle nog weleens een foutje zitten. Zelfs bij topdicteeauteurs – die controle door derden nauwelijks van node hebben – als Joost Verheyen en Edward Vanhove kun je soms een piepklein twijfelgevalletje bedenken.

Edward Vanhove

Edward Vanhove bedacht voor het Deventer dictee helse valkuilen voor de voorlezer

Het is onmogelijk dat de enkele nakijkers vooraf álles kunnen bedenken wat er in de hoofden van de tientallen deelnemers – onder wie vaak ook deskundigen – opkomt. Als het dictee achter de rug is, weten we pas (met z’n allen) hoe het zat. Dat maakt het niet alleen voor de deelnemers, maar ook voor de auteur heel spannend … Conclusie: auteur, laat je dictee grondig door anderen controleren, wees daarbij niet eigenwijs. Tja, en dat ene foutje dat er dan nog in het dictee zit, daar moeten jury en nakijkploeg rekening mee houden. Anders geldt het gouden adagium: de jury heeft altijd gelijk (totdat het tegendeel blijkt).

De voorlezer
O ja, het moet ook nog voorgelezen worden. Er is vast wel een landelijke of plaatselijke beroemdheid die dat wil doen. Goed voor de pr, maar ook goed voor het dictee? Helaas niet altijd. Het maken van een dictee is een (de ene helft), het voorlezen twee (de andere helft). Je kunt nog zo’n perfecte tekst hebben, als het voorlezen niet oké is, was al dat werk tevoren betrekkelijk voor niets. Het kan nuttig zijn om de auteur zelf het dictee een keer te laten voorlezen. De tekst is zijn liefdesbaby, hij heeft zich verdiept in de juiste uitspraak, klemtoon en noem maar op. Voorlezen van een dictee is een vak. Ook als men geen BN’er inhuurt, zie ik vaak iemand die het dictee zonder overtuiging voorleest, en dat is jammer. Spreek de woorden duidelijk uit. En misschien nog een tip: neem twee voorlezers (liefst man en vrouw) die om en om een alinea voorlezen. Dan hoor je het toch eens ‘van twee kanten’. Ere wie ere toekomt: daar geeft het Groot Dictee der Nederlandse Taal wel een heel goed voorbeeld (bij alle kritiek die mogelijk is) met Philip Freriks en Martine Tanghe.

Samenspel tussen auteur en voorlezer
Gezien het voorgaande is het absoluut noodzakelijk dat er een goed contact is tussen auteur en voorlezer. De auteur dient de tekst ruim van tevoren bij de voorlezer te bezorgen, inclusief de uitspraakaanwijzingen. Een voorbeeld: als er köfte in het dictee voorkomt, is het nodig dat de voorlezer dat correct [kuhf-tuh] uitspreekt. Bij goede afspraken voelt de voorlezer zich niet geschoffeerd; het gaat er uiteindelijk om dat auteur en voorlezer samen een perfect dictee presenteren. Ten behoeve van minder ervaren voorlezers kan de auteur zelfs de tekst grafisch in stukjes opdelen. Ook moeten er heel duidelijk afspraken zijn – liefst op schrift – over leestekens en van alles en nog wat. Ten slotte sta ik er persoonlijk op dat de voorlezer mij voor aanvang de tekst nog even voorleest, gebruikmakend van al de aanwijzingen. Hij heeft in de voor hem in groot formaat afgedrukte tekst – liefst inclusief de cesuren – al de nodige aantekeningen gemaakt en tijdens deze finale voorlezing komt daar nog een enkele bij. Zo, laat ze nu maar komen die deelnemers. Wat kan er eigenlijk nog misgaan?

Uitsmijter
Ter illustratie geef ik enkele woorden die je totaal anders uitspreekt, dan je ze schrijft: worcestersaus [woes-tuhr, een Engelse saus], chaebol [dzjeb-buhl, industrieel complex in Korea], brougham [broo-wuhm, een rijtuig], briouat
[brie-waht, Afrikaans gerecht] en hijood [hie-dzjoet, zwemkleding voor orthodoxe islamieten].

Reacties zijn gesloten.