Alweer dat onbegrijpelijke dedain voor spelling

Elk jaar weer is er wel een scribent die zijn staf meent te moeten breken over het Groot Dictee op tv. Dit jaar moppert Warna Oosterbaan er lustig op los in NRC Next. Neerlandicus en dicteenomade Bert Jansen dient hem van repliek.

Bert Jansen tijdens het Cuijks Dictee van 2014

Bert Jansen

Bert Jansen

door Bert Jansen

Je kunt er gevlekte scheerling op innemen: elk jaar weer in de aanloop naar het Groot Dictee der Nederlandse Taal (GDdNT) is er wel een scribent die zijn staf meent te moeten breken over dit traditionele spelletje spelling. De door de opposanten aangevoerde argumenten zijn niet altijd even steekhoudend. Meestal raken ze kant noch wal.

Deze keer is het Warna Oosterbaan, die in NRC Handelsblad van 17 december zijn verbale zweep legt over hét Dictee. Zijn voornaamste klacht is dat het dictee laat zien dat de Nederlandse taal moeilijk is. En dat het eerder de weerzin tegen de Nederlandse taal predikt, dan dat het er de belangstelling voor aanwakkert. De grote kijkdichtheid lijkt mij deze conclusies echter te weerspreken.

Zeker, de zinnen in het GDdNT zijn, zoals in elk dictee, geconstrueerd en komen ‘in het wild’ niet voor. In een goed dictee echter worden  de regels van vervoegen, aaneenschrijven, hoofdlettergebruik, het liggend streepje, de diakritische tekens en wat dies meer zij getoetst, én de spelling van enkele ‘moeilijke’ woorden. Voor iemand die in het tv-dictee een bovengemiddeld aantal fouten maakt, kan het een stimulans zijn de spellingregels nog eens onder de loep te nemen. Zeker, tegen een geoefend dicteeschrijver – en zijn wereldje ken ik als geen ander – is zo iemand kansloos, zoals Oosterbaan schrijft. Maar is dat erg? Moet topsport óók in de ban, omdat de amateuratleet verschrompelt tot een betreurenswaardige krabbelaar vergeleken bij de olympische topatleet? Zou het niet kunnen, dat de dilettant zich optrekt aan het niveau van de prof? Zou diens devies – citius, altius, fortius – mutatis mutandis niet ook kunnen gelden voor de zwakke(re) speller?

Dedain
Afkeer van dictees is in mijn beroepsgroep, de neerlandici, eerder regel dan uitzondering. Er wordt niet zelden met zeker dedain gesproken over spelling. Men zegt meer geporteerd te zijn voor taal. Zeker, taal en spelling zijn onderscheiden grootheden, maar níét te scheiden. Vergeten wordt daarbij dat spelling raakt aan de fonologie, de morfologie, de semantiek en de etymologie.

Menige leraar Nederlands getuigt met joviale onverschilligheid van twintig of meer fouten

Menige leraar Nederlands getuigt met joviale onverschilligheid van twintig of meer fouten in het GDdNT. Ik ben van mening dat hij zich daarmee een brevet van onvermogen opspeldt. Een neerlandicus moet niet alleen een diepgaande kennis hebben van de (Nederlandse) literatuur(geschiedenis), maar evenzeer van grammatica en spelling. Niet óf óf dus, maar én én. De docent Nederlands die woorden als penseelstaartbuidelmuis, zee-egel en ge-sms’t niet foutloos op papier krijgt, moet zich schamen en is rijp voor een opfriscursus spelling. De schrijfwijze van deze woorden gaat namelijk terug op eenvoudige basisregels.

Warna Oosterbaan

Warna Oosterbaan

Dicteecircuit
Het is niet algemeen bekend, maar in Nederland en Vlaanderen bestaat er een zogenoemd ‘dicteecircuit’. Zo’n veertig ‘dicteenomaden’ lopen enthousiast veel van de plusminus vijftig dictees af die er elk jaar in de Lage Landen worden georganiseerd. De harde kern (zo’n vijftien man) streeft ernaar de Van Dale van kaft tot kaft te kennen. Niet alleen de spelling van de ruim 250.000 woorden die in deze fundgrube van de Nederlandse taal te vinden zijn, maar ook de betekenis en de etymologie daarvan. De leden van dat gezelschap scheppen er behagen in ‘nutteloze’ woorden als ipecacuanhatinctuur, soxhletapparaat en eschscholtzia zonder blikken of blozen correct op papier te krijgen. Toegegeven, dat is verdacht in een tijd waarin parate kennis als ballast wordt gezien en in een kwade reuk staat, maar wat is ertegen?

Niet kritiekloos
Een en ander wil niet zeggen dat ik kritiekloos sta tegenover de formule en de invulling van het GDdNT. Geenszins! Voor menige  BN’er/BV staat namelijk niet de spelling (taal) centraal, maar het oog van de camera. De goeden niet te na gesproken, natuurlijk. Een BN’er/BV die na afloop van het dictee bijna heroïsch voor de camera getuigt van veertig of meer fouten, is een slecht voorbeeld voor hen die streven naar een GDdNT met tien of minder fouten. Gêne past hem beter dan heroïek!

Oosterbaans kritiek op de somtijds kreupele zinnen in het GDdNT deel ik: de geconstrueerde zinnen verdienen lang niet altijd de hoofdprijs. Ook met zijn klacht over het gebrek aan (liever: de afwezigheid van)  taalprogramma’s bij de publieke omroep kan ik mij verenigen. Evenals met zijn zorg over de comateuze toestand waarin het schoolvak Nederlands verkeert.
Een programma waarin oude en nieuwe woorden centraal  staan en waarin aandacht is voor taalontwikkeling en taalverandering, zou ik van harte toejuichen. Maar handen af van die mooie traditie die nu al meer dan een kwarteeuw wordt ingeleid door de hemelse klanken uit het derde deel van het celloconcert in A van Carl Philipp Emanuel Bach!

6 reacties

  1. Bert
    ik behoor niet tot de nomaden , maar ben van het virus gebeten en hoop ooit
    het betere niveau te halen , uit plezier en met de gedachte dat oefening kunst baart .
    De voorbije deelnames waren verrijkend en dit op vele vlakken .

    Dus citus , altius , fortius

    Jan Deroover

  2. Bert heeft beslist een punt. Spelling is in het huidige moedertaalonderwijs een meelijwekkend stiefkindje.

  3. Fantastisch, Bert!
    Misschien nog een kleine aanvulling: Het zou veel belangrijker zijn om mooi Nederlands te spreken dan om mee te doen aan het dictee. Dat is vergelijkbaar met tijdens een WK voetbal te zeggen dat het niet gaat om kampioen worden, maar dat we allemaal een half uur per dag aan lichaamsbeweging moeten doen. Helemaal waar, maar volstrekt niet ter zake doend.
    En het Groot Dictee zou elitair zijn. Hoogstens intellectueel-elitair dan, want rijk hoef je er niet voor te zijn. Een pen, wat kladpapier en een Groen Boekje zijn genoeg.

  4. De nagel op de kop, Bert! Wat heb je dit mooi geformuleerd. Enneh… een plezier om je stuk te lezen.
    Ikzelf sta in het onderwijs (middelbare school in Nederland) en vind de leerlingen echt abominabel slecht schrijven. Het is om te huilen!
    Daarnaast vind ik het onnoemelijk slordig als er taalfouten staan in ‘officiële’ brieven. Die neem je toch niet serieus? Het gebeurt bedroevend vaak…
    Ikzelf ben een dicteeliefhebber (van gemiddeld niveau denk ik) en ik hoop nog beter te worden, al zakt de moed mij soms in de schoenen, zeker na de tegenslag van 2014 (Terneuzen) die ik nog steeds niet helemaal heb verteerd ;-).
    Ik ben het dus roerend met je eens; er moet aandacht worden besteed aan spelling. En zij die zich ergeren aan aandacht voor correcte spelling, wel, die kunnen toch gaan puzzelen, petanque spelen of bridgen in plaats van het dictee meeschrijven? Wegkijken mag wat mij betreft 🙂
    Groetjes