Een lijst met épagneuls en blitskikkers

Taalkundige Bert Jansen belicht het parcours dat voorafging aan zijn carrière als dicteetijger. Aanleiding vormde een vraag van Dictees.nl: ‘Wie heeft er een lijst met lastige dicteewoordjes, en hoe ziet die er uit?’.

Bert Jansen. Foto © Ton Pors, Harderwijk

Taalkundige Bert Jansen belicht het parcours dat voorafging aan zijn carrière als dicteetijger. Aanleiding vormde een vraag van Dictees.nl: ‘Wie heeft er een lijst met lastige dicteewoordjes, en hoe ziet die er uit?’. Het verhaal van Jansen gaat vooraf aan een rondvraag, waarvan wij binnenkort de resultaten zullen publiceren.

Bert Jansen

Bert Jansen in 2013

Als mijn lerares Nederlands van de Amsterdamse mulo, mevrouw Riegen-Beneder, mij nu zonder ook maar de geringste aarzeling woorden als eschscholtzia en soxhlettoestel correct zou zien spellen, zou ze met haar ogen knipperen. Dat zal niet gebeuren, want die heeft ze al tien jaar geleden voorgoed gesloten, maar waaróm zou ze zo verbaasd zijn? Wel, ooit moest ze het rode potlood hanteren toen ik mijn ‘gramaticaschriftje’ bij haar inleverde; ik heb het altijd bewaard, de rode, toegevoegde m hatelijk dik toegevoegd.
Mevrouw Roodnat-Engelenvaart, mijn lerares Nederlands op het Amsterdamse Knorringa-avondlyceum, meende mijn verborgen talenten te zien en stimuleerde mijn in aanleg aanwezige spel- en schrijfvaardigheid door haar niet-aflatende positieve, opbouwende kritiek. Van haar ook leerde ik het belang van de twee-eenheid die vorm en inhoud met elkaar vormen.

Kritiese studenten op het bordes van het Maagdenhuis in Amsterdam, 1969.

Krities
Op het Amsterdamse Instituut voor Neerlandistiek werd mijn vormelijke preoccupatie niet gewaardeerd. In ieder geval niet begrepen. Het ging er in de jaren zeventig immers om gehoord te worden. Er waren hogere idealen dan zich te bekreunen om door het establishment voorgeschreven regeltjes. We waren immers kritiese leraren in de dop? Het was bon ton in kleding, politiek en spelling je onverschilligheid te tonen voor conventie en moraal. Ik weigerde mij echter te conformeren aan de – zoals ik dat ervoer – fonologische dictatuur van Willem Kloosters instituut. Terugkijkend op die tijd vermoed ik dat er bij de meesten geen hogere idealen ten grondslag lagen aan hun alternatieve spelling, eerder orthografische lethargie.

Tóén al begon ik de eerste lijstjes aan te leggen met ‘problematische’ spellingen – tussen verontschuldigende aanhalingstekens, omdat ik de woorden die erop staan nu ervaar als niveau leesplankje. Om er een paar te noemen: mocassin, carrousel, coulissen.

Przewalskipaardjes

Przewalskipaardjes

Eerste podium
In de jaren 70 en 80 werd er echter aan spelvaardige Nederlanders geen podium verleend. Dat gebeurde in 1990 voor het eerst, toen het Nationaal Dictee op de televisie zijn entree maakte. Ik was meteen enthousiast en schreef met de blocnote op mijn schoot mee, tezamen met vier gelijkgestemden. Vier rode strepen staan er op het bijna een kwarteeuw oude, verfomfaaide A4’tje: ertegenop zagen in plaats van ertegen opzagen, przwalskipaard in plaats van przewalskipaard, casuaris in plaats van kasuaris en – o gruwel! – slimmerikken in plaats van slimmeriken.

Na zeven keer vergeefs een foutloze voorronde te hebben ingevuld, was het raak. Ik werd uitgenodigd het Groot Dictee der Nederlandse Taal 1997 in de pluchen bankjes van de Eerste Kamer mee te schrijven. Het dictee, met de titel ‘De boekenwurm’, viel zeker in mijn pulletje: slechts zesmaal hoefde de jury het rode potlood te hanteren (antimakassertje, wiegedrukken, naar hartenlust, Hawaïhemd, internet en prakkizeren), maar er was een moordende concurrentie en vijf Vlamingen bleven mij voor met tussen de één (Johan van Dam) en vijf fouten (Toon Vandenheede). Hugo Van Malder – destijds een van de sterkste spellers – greep naast het erepodium omdat hij het woordje ‘de’ verzuimd had te schrijven.

De lijst van Diederik
Twee jaar eerder, in 1995, won Diederik Van Coillie het GDdNT op glorieuze wijze met twee fouten. In het interview repte hij van zijn lijst met zesduizend moeilijke woorden. Ik pijnigde mij het hoofd hoe ik met deze Diederik in contact zou kunnen komen. Maar, o toeval!, een paar weken later – ergens in januari 1996 – kwam ik hem tegen in Kortrijk, waar ik de tweede prijs in ontvangst mocht nemen van de in november gehouden taaltest die de Vereniging Nederland van Nu elke twee jaar organiseerde. In 1998 stond ík op het erepodium en moest de classicus Diederik genoegen nemen met het zilver. Bijna tien jaar geleden overleed Diederik op 63-jarige leeftijd plotseling op de dag dat hij uit het ziekenhuis ontslagen zou worden.

Kort na onze eerste ontmoeting stuurde hij mij zijn (alfabetische) lijst. Sindsdien ging ik zelf ook actief lijsten aanleggen, maar de meeste uit de krochten van Van Dale opgediepte woordjes vinden een – misschien wel laatste – rustplaats in schoenendozen.

epagneul

Een Bretonse épagneul

Ordening
Veel woordjes echter zijn wel systematisch geordend. Zo heb ik een lijst met leenwoorden (Turks: saz; Spaans: churros; Maleis: poeasa; Surinaams: siksijoeroe; Japans: keiretsu; Portugees: caixa; Italiaans: morbidezza; Duits: breitschwanz; Russisch: berjozka; Hebreeuws: davvenen). En ik heb lijsten met bevolkingsgroepen (Scythen), dansen (écossaise), vlinders (ailanthusvlinder), vogels (jaçanna), honden (épagneul), paarden (parforcepaard), vissen (coelacant), accenttekens (échéance), samenkoppelingen (david-en-goliathverhaal), gerechten (crème brûlée), s of z (blitskikker/blitzpartij), aaneen of los (couscous/lepeltje lepeltje), hoofdletter of kleine letter (Jan Lul/janlul). Enzovoort enzovoort.

Enfin, zouden die tienduizenden woordjes niet alleen in schoenendozen, maar ook in mijn hoofd zitten (quod non), dan was ik zonder twijfel de beste speller in het Nederlands taalgebied.

Reacties zijn gesloten.