Tussen Essen en de grens

Tussen Essen en de grens ligt niets, geografisch gezien. Op taalgebied ligt het anders. Daar vormt het tussen-s-gebied een interessant vacuüm. Pieter van Diepen bekijkt het van alle kanten en trekt zijn conclusies.

Pieter van Diepen

De marechausseepost bij Essen, 1920

De marechausseepost bij Essen, ca. 1940

door Pieter van Diepen

Tussen Essen (B) en de grens ligt niets, Essen ligt immers aan de grens. Maar daar gaat het hier niet over. Waarover dan wel? Notoire dicteetijgers weten dat de spelling van de Nederlandse taal voor het overgrote deel goed geregeld is, maar dat er een grijs gebied is waar de naslagwerken geen uitsluitsel geven. Gelukkig maar. Dan is er tenminste af en toe discussie. Stof voor een column. Zoals nu. Over tussen-s’en.

De regels voor de tussen-n zijn duidelijk, die voor de tussen-s veel minder. De delen van een samenstelling schrijf je aan elkaar, en daar komt dan soms wel en soms niet een extra letter, een s, tussen. Voorbeeld: de toren van een kerk is een kerktoren. Geen tussen-s, het is niet kerkstoren. Nog een voorbeeld: de kern van het dorp is de dorpskern. Wel met een tussen-s, niemand zegt dorpkern.

In dat laatste zit hem juist de kneep (“daar knelt het schoentje”, zoals een Vlaamse professor onlangs zo mooi zei, bij een dictee in Utrecht). Niemand zegt dorpkern, en niemand zegt kerkstoren, maar er zijn ook woorden die op verschillende manieren worden uitgesproken: de een zegt geluidhinder, de ander noemt het geluidshinder. De een heeft het over drugsgebruik, de ander over druggebruik. Dit stukje gaat over de regels van de tussen-s: hoe heurt het eigenlijk?

Aanleiding
Het Witte Boekje (WB), in 2006 uitgebracht door het Genootschap Onze Taal als reactie op de ingewikkeldheid van de spellingregels van 2005, zegt eenvoudigweg: “De tussen-s is een vrije kwestie: iedereen mag de eigen voorkeur volgen.” Nu zegt Wim Daniëls, auteur van het WB, wel meer. In Dicteeland doet het WB er niet toe.

Algehele vrijheid houdt in dat je ook halssslagader kunt schrijven, en najaarweer

Veel verbazingwekkender was wat een collega-dicteetijger, en niet de minste, bij het Groot Juridisch Dictee 2015 in Amsterdam beweerde. Hij schreef beroepsschrift, met een tussen-s. De naslagwerken die er wel toe doen – dus het Groene Boekje (GB), omdat de Spellingwet van 2005 dat tot norm heeft verheven, en bij dictees vaak ook de ‘Dikke Van Dale’, of beter Van Dales Groot Woordenboek van de Nederlandse taal (VD) – vermelden allebei alleen beroepschrift, met één s. Desondanks had de nakijkploeg beroepsschrift niet fout gerekend, maar onduidelijk was of men het over het hoofd had gezien, of dat de jury beroepschrift en beroepsschrift beide goed vond. In ieder geval vond de dicteetijger in kwestie het ‘terecht’: “Als er één punt is, wat in het GB (Leidraad) ondanks wat er dan in de woordenlijsten staat, alle vrijheid geeft, is dat bij de tussen-s. Lees maar eens GB, pagina 69!”

Het Groene Boekje

Het Groene Boekje

Huh? Is dat zo? Geeft de Leidraad van het GB dezelfde vrijheid als het WB? Laten we de regels eens ‘afpellen’. Ik ben het altijd zeer oneens geweest met Wim Daniëls en met Onze Taal, hoe respectabel ook. Algehele vrijheid houdt immers in dat men altijd en overal naar believen een tussen-s kan gebruiken, dus ook bijvoorbeeld in halssslagader, of achterwege kan laten, dus ook bijvoorbeeld in najaarweer. Ik vind dat allebei apert fout. Het WB kennelijk niet. En het GB?

Die vrijheid die het WB predikt, is wel ergens op gestoeld. Ook het Groene boekje geeft namelijk enige ruimte. Maar anders dan de geciteerde dicteetijger ben ik van mening dat het GB wel enige, maar niet alle vrijheid biedt. Ergens tussen die witte, algehele vrijheid en waterdichte regels is de vrijheid begrensd. De vraag is dan: waar ligt die grens? Hoe groot is de ruimte van het GB?

Regels
Wat zegt het GB dan? In de Woordenlijst staat zowel druggebruik als drugsgebruik, en geluidhinder én geluidshinder. In hoofdstuk 10, op pagina 67 van de Leidraad, “Samenstelling (…) met of zonder tussenletter –s-”, staan twee regels:

  • Regel 10.A: “Als we een extra /s/ horen tussen twee delen van een samenstelling (…), dan schrijven we die ook.” Als voorbeeld onder andere dorpskern. Maar er staat ook: “Sommige woorden worden door de ene taalgebruiker met, en door de andere taalgebruiker zonder tussenklank /s/ uitgesproken. (…) In zulke gevallen zijn beide spellingen correct.” Daar zit dus ‘groene ruimte’.
  • Regel 10.B (pagina 69): “We schrijven een extra s in een samenstelling waarvan het rechterdeel met een sisklank begint, als de aanwezigheid van de tussenklank /s/ blijkt uit een vergelijkbaar geval waarbij het rechterdeel niet met een sisklank begint.” Dat gaat dus over bijzondere gevallen, als het rechterdeel van een samenstelling met een sisklank begint. Omdat dan “moeilijk te horen” is of er een tussenklank /s/ is, regelt 10.B dat je dan naar vergelijkbare gevallen kijkt, waarbij het rechterdeel niet met een sisklank begint. “We schrijven een extra s in Stationsstraat, omdat we die ook vinden in andere samenstellingen met station-: stationshal (…), Stationsplein.”

Me dunkt dat regel 10.B juist geen vrijheid biedt: je schrijft niet Stationstraat. Maar – en dat is waar de eerdergenoemde dicteetijger op doelt – de laatste alinea van de betreffende paragraaf nuanceert het. “Soms geeft de Woordenlijst bij een bepaald grondwoord zowel samenstellingen met als zonder tussen-s. Zo staat er bijvoorbeeld raadkamer en raadgever zonder tussen-s, maar raadsman en raadskelder met tussen-s. Zowel de vormen raadzaal als raadszaal zijn hiermee te verdedigen.”

Had de dicteetijger dan toch gelijk met de stelling dat het Groene Boekje alle vrijheid geeft bij de tussen-s? Ja en nee

Had de dicteetijger dan toch gelijk met de stelling dat het GB, ondanks wat er dan in de woordenlijsten staat, alle vrijheid geeft bij de tussen-s? Ja en nee. Ik kom daar zo op terug. Maar ik ga eerst even de diepte in. Ludo Permentier (welke dicteeliefhebber kent hem niet?) heeft in de Leidraad de regels van de Technische Handleiding (TH), waarop de Leidraad is gebaseerd, in toegankelijke taal en vooral beknopt weer willen geven. Dat gaat wel ten koste van de nuance.

Technische Handleiding
De TH geeft een algemene regel, en beschrijft de toepassing ervan in vier specifieke gevallen. De algemene regel luidt: “In een aantal samenstellingen (…) wordt achter aan het eerste deel (…) een zogenaamde tussenklank /s/ aangehaakt. Wanneer die gehoord wordt, wordt hij ook geschreven.” Niets nieuws onder de zon, ook niet in de toevoeging “Let op: bij een aantal samenstellingen (…) bestaan twee varianten, een zonder en een met tussenklank /s/.” Als voorbeeld o.a. geluid(s)hinder. Biedt dat ‘alle vrijheid’? Nee, in de vier (limitatieve) specifieke gevallen wordt de grens aan die vrijheid aangegeven.

  • A Linkerdeel eindigt niet op een sisklank, rechterdeel begint niet met een sisklank.
    Schrijf alleen dan een verbindings-s wanneer een /s/ wordt gehoord. (Vergelijkbaar met Ludo’s regel 10.A.) Voorbeelden: dorpskern, badjas.
  • B Linkerdeel eindigt op een sisklank, rechterdeel begint met een sisklank.
    Schrijf geen verbindings-s. Voorbeelden: dansstudio, fietssleutel.
  • C Linkerdeel eindigt op een sisklank, rechterdeel begint niet met een sisklank.
    Schrijf geen verbindings-s. Voorbeelden: kaarsvet, succesnummer.
  • D Linkerdeel eindigt niet op een sisklank, rechterdeel begint met een sisklank.
    Schrijf alleen dan een verbindings-s wanneer de aanwezigheid van de /s/ blijkt uit een vergelijkbaar geval waarbij het tweede deel niet met een sisklank begint. (Vergelijkbaar met Ludo’s regel 10.B.) Voorbeelden: scheepsschroef (want scheepskok), boomsoort (want diersoort; PvD).

Net als de Leidraad geeft ook de TH verder nog aan: “Soms zijn er twee vormen beschikbaar, wat de keuze bemoeilijkt. In dat geval worden beide spellingen, met en zonder verbindings-s, geaccepteerd.” Hetzelfde voorbeeld als op bladzijde 69 van de Leidraad: raadzaal of raadszaal? Wegens raadgever zou het raadzaal zijn, maar raadszaal kan eveneens wegens raadsman.

De Dikke Van Dale

De Dikke Van Dale

Van Dale
Wat zegt het andere naslagwerk dat ertoe doet? In de woordenlijst tref je dorpskern, raadzaal én raadszaal, beroepschrift, maar niet beroepsschrift. Wel beroepsethiek, beroepsdeformatie en nog zo wat samenstellingen met beroep in de betekenis van professie. En ja, ook beroepscollege (dus met beroep in de betekenis van appel).

VD zelf geeft geen regels. Wel de Grote Spellinggids (GS), die bij de luxe editie werd meegeleverd. De regels daarin zijn vergelijkbaar met die in de Leidraad van het GB: een hoofdregel, regel 128: “Als een -s- uitgesproken wordt tussen de twee delen van een samenstelling (…), dan wordt die -s- ook geschreven”, en een regel over ‘botsende sisklanken’, regel 129: “Er wordt een extra -s- geschreven in een samenstelling waarvan het rechterdeel met een sisklank begint, indien de aanwezigheid van de tussenklank /s/ blijkt uit een vergelijkbaar geval waarbij het rechterdeel niet met een sisklank begint.”

Jan Renkema adviseert: wees binnen één tekst in ieder geval consequent. Maar, zeg ik dan, wat moet je dan met een rechtszaak bij de rechtbank?

Ook hier: niets nieuws onder de zon. Het interessantst is een zinnetje in de inleiding van dit hoofdstuk, hoofdstuk 14 “Tussen-s in samenstellingen (…): “Het voorkomen daarvan (van een tussenklank /s/; PvD) is niet aan regels gebonden.” Let wel: er staat niet dat de taalgebruikers niet aan regels gebonden zijn, maar het voorkomen van een tussenklank /s/. Bedoeld is: diensthoofd (zonder tussen-s) en afdelingshoofd (met tussen-s) komen naast elkaar voor, zonder dat daar een regel voor is.

Het 'roze boekje'

Het ‘roze boekje’

Andere bronnen
Het ‘Roze Boekje’ (5000 venijnige dicteewoorden, met een soort leidraad voorin), net als het WB van Onze Taal, zegt: “In principe is het schrijven van de tussen-s iets waar je vrij in bent. Je schrijft de tussen-s als je hem ook hoort of uitspreekt, en dat kan van persoon tot persoon verschillen.” Dat laatste is waar, maar dat geldt alleen voor ‘sommige woorden’ (GB, regel 10.A). En dat ‘In principe’, daar heb je natuurlijk niets aan.

Wat zegt Jan Renkema? Zijn Schrijfwijzer is geen ‘officiële’ bron, maar heeft wel gezag. Al jaren. Ook van hem echter ‘nichts neues’: hij beschrijft de hoofdregel (een tussen-s als je die hoort) en de bijregel (de ‘analogieregel’, à la 10.B in de Leidraad, geval D in de TH en de botsendesisklankenregel in de GS). Hij geeft ook een welgemeend advies: wees binnen één tekst in ieder geval consequent. Maar, zeg ik dan, wat moet je dan met een rechtszaak bij de rechtbank?

Het oordeel over de tussen-s-kwestie

Het oordeel over de tussen-s-kwestie

Verdict
Dat het WB ernaast zit met de stelling ‘De tussen-s is een vrije kwestie: iedereen mag de eigen voorkeur volgen’ heb ik hierboven al gezegd. Dan zouden najaarweer en halssslagader (en erger nog, fitnesssstudio) goed gerekend moeten worden. Dat niet alles maar kan, blijkt ook wel uit de formulering van de regels in het GB. In 10.A “Sommige woorden” (dus niet alle) en “In zulke gevallen” (dus alleen dan). Ook 10.B geeft een beperking: kijk naar vergelijkbare gevallen (en klooi niet maar wat aan).

De TH is nog duidelijker: “Schrijf alleen dan een verbindings-s wanneer … etc.” (A en D). En “Schrijf geen verbindings-s …” (B en C). En dan heb ik het nog niet eens over het feit, genoemd in de Leidraad, de TH en de GS, dat er soms betekenisverschil is: een zusterschool is iets anders dan een zustersschool.

In veruit de meeste gevallen is er maar één schrijfwijze, zo niet objectief, dan toch ten minste intersubjectief.

Maar nu de hamvraag: heeft onze dicteetijger gelijk met zijn “Als er één punt is, wat in het GB (Leidraad) ondanks wat er dan in de woordenlijsten staat, alle vrijheid geeft, is dat bij de tussen-s”? Ik zei al: ja en nee. Nee, want het GB (en in het bijzonder bladzijde 69) geeft niet alle vrijheid. Er is wel enige vrijheid, enige ‘groene ruimte’, maar het gaat om een beperkt aantal gevallen. Slechts bij “sommige woorden” (GB, bladzijde 68) is het gebruik van een tussen-s echt subjectief, spreekt de ene taalgebruiker de samenstelling met, en de andere taalgebruiker deze zonder tussen-s uit. Type drug(s)gebruik. Maar in veruit de meeste gevallen is er maar één schrijfwijze, zo niet objectief, dan toch ten minste intersubjectief.
Ook het aantal kwesties waarbij de ‘analogieregel’ geen uitsluitsel geeft, en er bij het zoeken naar “een vergelijkbaar geval waarbij het rechterdeel niet met een sisklank begint” verschillen blijken te bestaan, is beperkt. Type raad(s)zaal.

En daar kom ik op het ‘ja’: de dicteetijger had bij zijn stelling dat beroepsschrift in Amsterdam terecht niet fout is gerekend, wel degelijk gelijk. Ondanks dat zowel in het GB als in VD in de woordenlijst alleen beroepschrift staat. Immers, in de Woordenlijst van het GB staat ook alleen raadzaal, maar op bladzijde 69 wordt raadszaal expliciet ook goedgekeurd.

Wat beroepsschrift verdedigbaar maakt, is dat in de Woordenlijst inderdaad gevallen staan waarbij het rechterdeel niet met een sisklank begint: beroepscollege, al eerder genoemd, maar ook beroepshof, beroepsinstantie, beroepsprocedure, beroepsrecht, beroepswet en beroepszaak. (In VD ook nog beroepsgrond, beroepsmogelijkheid, beroepsorgaan, beroepsraad en beroepstermijn.) Sterker nog, er is geen enkel analogon zónder tussen-s, beroepschrift is een einzelgänger. Maar het staat wel (nog) in de Woordenlijst …

Epiloog
De laatste zin van de laatste alinea van bladzijde 69, over de raad(s)zaal-kwestie, is opmerkelijk: “Aanbevolen wordt om in deze gevallen de taalpraktijk te volgen.” Aanbevolen, niet verplicht. Groene ruimte. Maar geeft het enig houvast? Hoe evident is ‘de taalpraktijk’? In het Leidse stadhuis, waar ik dertig jaar heb gewerkt, is raadzaal gebruikelijk. Misschien omdat het al lang in de Woordenlijst staat en de toevoeging over de verdedigbaarheid van raadszaal pas in de Leidraad van 2005 opdook. En misschien wel omdat ik daarom zei dat het zo moest. Maar hoe de taalpraktijk voor raad(s)zaal elders is, geen idee.

Mijn aanbeveling voor dicteetijgers is om in deze gevallen niet de taalpraktijk (want vaag) te volgen, maar de dicteepraktijk

Mijn gevoel (subjectief!) zegt me dat dat voor beroepschrift anders ligt. Niet alleen is de taalpraktijk in het Leidse stadhuis, waar ook de Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften huist, dat het tussen-s’loos is, maar het lijkt erop dat het in de juridische wereld het gebruikelijkst is. Ter illustratie: googelen op beroepschrift geeft 368.000 hits, op beroepsschrift 40.900.

Mijn aanbeveling voor de betreffende dicteetijger, en alle andere, is echter om in deze gevallen niet de taalpraktijk (want vaag) te volgen, maar de dicteepraktijk. En dus in het geval van raad(s)zaal voor raadzaal te kiezen: de Woordenlijst overtuigt een jury makkelijker dan bladzijde 69 van de Leidraad, ondanks dat raadszaal daar expliciet genoemd staat. En in het geval van beroep(s)schrift voor beroepschrift, want dat datgene wat voor raadszaal geldt mutatis mutandis ook voor beroepsschrift opgaat, hoewel niet expliciet genoemd, is nog moeilijker uit te leggen …

 

 

2 reacties

  1. Tussen Essen en drug(s)gebruik

    In GB niet minder dan 28 samenstellingen met drug waarin het gebruik van de tussen-s vrij is, type druggebruik-drugsgebruik. In 10 gevallen is voor het GB alleen de variant mét tussen-s geldig, type drugsprobleem (drugprobleem wordt, anders dan bij de 28 waar ik hiervoor naar verwees, niet genoemd).
    Echter, 1 trefwoord springt eruit en dat is drugkoerier zonder tussen-s! Waarom hier geen drugskoerier als mogelijkheid?
    Onze Taal merkt hierover op bij drugsverslaafde/drugverslaafde: Het Groene Boekje vermeldt alleen drugkoerier, terwijl drugskoerier vaker lijkt voor te komen. De meeste woordenboeken geven alleen drugskoerier.

    Wat dan ook erg opvalt is de aanpak van VD in vergelijking met GB.In VD worden de 29 samenstellingen met drug steeds mét een tussen-s geschreven, dus inclusief drugskoerier die in GB als enige zonder die tussen-s vermeld staat. De varianten zonder de tussen-s worden niet eens genoemd.
    PS Uiteraard hoort drugstore niet bij dit onderwerp.