Dicteeschrijven is een sport!

Uren na de tirade van een benevelde corpsbal tegen dictees bedenkt spellingcrack Alex Zwalve wat hij had willen antwoorden. Zijn repliek goot hij in een lezenswaardige column.

Een column van Alex Zwalve

Utrechts Dictee

Deelnemers zwoegen op het Utrechts Dictee

Het verjaardagsfeestje ging zijn vijfde uur in, een nieuwe dag was reeds begonnen. Bacchus was eregast en ik liet mij de Oost-Australische sauvignon blanc goed smaken. “Jij doet toch iets met dictees?” De vraag kwam van een zwartbebrild meisje met witblond geverfd haar, van wie ik wist dat ze lesgaf op een middelbare school. “Ja,” beaamde ik, “ik organiseer het Groot Deventer Dictee.”

Mijn spraakwaterval, aangelengd met witte wijn, vloeide rijkelijk. Enthousiast vertelde ik over de tientallen diehards die elk jaar de moeite nemen honderden kilometers te reizen naar onze Hanzestad, om deel te kunnen nemen aan wat zij ‘de beste dicteewedstrijd van Nederland’ noemen.
Mijn bescheidenheid had ik samen met de schroefdop van de tweede fles weggegooid, dus ik blaatte zonder gêne (en geheel naar waarheid) over het feit dat er zelfs mensen zijn die buitenlandreizen en familiebijeenkomsten verplaatsen om er maar bij te kunnen zijn. Nét op het moment dat ik haar wilde overhalen ook deel te nemen, kwam haar corpsballerige vriendje erbij staan en bralde: “Suf! Dictees zijn suf! Als je mekaar maar begrijpt, verder is taal niet belangrijk. Een beetje een uur lang woordjes schrijven die je toch nooit gebruikt. De Nederlandse taal, met die stomme spellingregels zonder logica, dat is toch gewoon een gokspel! En de besten winnen toch altijd?”

Nog voor ik iets kon terugzeggen, trok de Dommelsch drinkende dronkenlap zijn aanstaande ex aan haar bh-bandje bij mij weg. De nevelen van down-under verzachtten mijn stemming, maar een unheimisch gevoel bleef. Wat had hij toch tegen dictees?

Beste Evert (Leendert?). Ik denk niet dat je dit ooit zult lezen, maar ik wil je vanaf mijn eigen podium alsnog van repliek dienen. ‘Een sport kan omschreven worden als een fysiek spel (bijvoorbeeld voetbal) of denkspel (bijvoorbeeld schaken) dat op reglementaire wijze in competitieverband of recreatief gespeeld kan worden.’ Zo omschrijft Wikipedia datgene waar te veel mensen te weinig aan doen.

Dicteeschrijven is een sport. Suf, naar jouw smaak; misschien wel. Maar dat is – wat mij betreft – het geval met meer sporten: boksen, snookeren, aerobiccen. Voetballen! Anderhalf uur lang achter een balletje aanrennen, bij -10 graden Celsius! Er zijn veel suffe sporten. Tenzij je eraan deelneemt en er plezier in hebt.
En dan het reglementaire deel: dicteeschrijven is zeker geen gokspel. De regels staan keurig opgetekend in het Groene Boekje, je hoeft ze alleen maar toe te passen. Wanneer heb jij een (amateur)voetballer horen zeggen dat hij het maar raar vindt dat hij niet achter het doel langs mag spelen?

Toegegeven, de Nederlandse spelling is een complex geheel van afspraken. Maar dat maakt een dictee nog geen gokspel. Een lange rokade bij het schaken is ook een vreemde afspraak, maar daarom niet minder toepasbaar. En ja, de besten winnen altijd. Of degenen die doping gebruiken of op andere wijze de kluit belazeren. Was dat de jaloezie of de Jupiler die toen sprak?

Bekijk het eens zo: je hebt straatvoetbal, amateurvoetbal, eredivisievoetbal, Champions Leaguevoetbal en je hebt hooligans. Als je die vergelijking doortrekt zijn er, volgens mij, prima parallellen te ontdekken. De straattaal is de dagelijkse communicatie, waarbij de boodschap belangrijker is dan de vorm. En net als bij het straatvoetbal: als je er echt niks van bakt, doe je niet mee. Het amateurtaalgebruik is voor exhibitionistische bloggers, ambtenaren en autoverkopers; voor mensen die taal nodig hebben bij hun werk of hobby, maar van wie een foutje wordt getolereerd.

De eredivisionisten van de taal zijn de broodschrijvers: journalisten, copy- en ghostwriters, neerlandici, auteurs en docenten. Taal is hun instrument, hun bron van inkomsten. Als zij fouten maken, worden ze daarop – als het goed is – afgerekend. De Champions League is de afdeling waar ik mee te maken heb. En ja, ik voel me soms de Sepp Blatter van de Nederlandse taal (en heb net zoveel verstand van taal als hij van voetbal). De dicteetijgers, de taaltitanen, de spellingspecialisten – dat zijn de mannen en vrouwen die elkaar in schitterende schrijfarena’s met de pen bestrijden en die vechten voor de orthografische victorie van de dag. Voor deze triomfanten mag ik een wedstrijdje organiseren, en met plezier!

Taal is iets om met zorg te gebruiken en om te koesteren. Een grote woordenschat verrijkt je leven en geeft je de mogelijkheid je gevarieerder uit te drukken dan ‘suf’. O ja, de categorie hooligans hoef ik je niet meer uit te leggen, toch?

Reacties zijn gesloten.