Niet ontvankelijk

Pieter van Diepen – of van die Pen – twijfelt zelden als het om spelling gaat. Maar bij het al of niet aaneenschrijven stormen de dilemma’s op hem af. In deze column diept Pieter de kwestie uit. En hij geeft ook huiswerk op.

Pieter van Diepen ontvangt de hoofdprijs voor zijn zege in het E-Way Outdictee, 2014.

Pieter van Diepen – of van die Pen – twijfelt zelden als het om spelling gaat. Maar bij het al of niet aaneenschrijven stormen de dilemma’s op hem af. In deze column diept Pieter de kwestie uit. En hij geeft ook huiswerk op.

Door Pieter van Diepen

De moeilijkste kwesties in dictees zijn vaak niet de exotische woorden, woorden als gnocchi en crème brûlée (Woerdens dictee 2014), die we uit het Italiaans en het Frans hebben geleend. Die kom je een keer tegen, die sla je op in je geheugen of schrijf je op in je lijst, en die doe je niet meer fout. Hoop je. Al heb ik weleens verzucht: “Zal er ooit een moment komen dat ik bij crème brûlée niet zal twijfelen?”

Het moeilijkst is ook niet het gebruik van hoofd- en kleine letters; daarover zijn de regels wel helder. Dat je er in een dictee soms over twijfelt, komt meestal doordat het woord in kwestie als soort- én als eigennaam kan worden opgevat. Als het over een ringvaart gaat, die toevallig ook Ringvaart heet (Hillegom, 2008). Of over een stadsmuseum met de naam Stadsmuseum (Woerden, 2014). Hoewel, de kwestie van het drama ván of het drama à la Shakespeare (Alphen, 2013) is voor mij nog niet zo helder – zie daarvoor mijn jeremiade in ‘Hoofdletters en -brekens’.

Bietenbrug

Nee, het grootste probleem is vaak of je iets aan elkaar schrijft of juist niet aaneenschrijft. Daar kun je achterelkaar mee de bietenbrug op gaan. Of is het opgaan? Van Dale zegt bij bietenbrug de bietenbrug op gaan, maar bij opgaan geeft diezelfde Van Dale als betekenis 7 zich in een (opwaartse) richting begeven, dus met opwaarts tussen haakjes, en met als voorbeeld “de verkeerde weg opgaan”. Dat geeft te denken. Dat ga ik hier niet doen – over het al dan niet aan elkaar schrijven van een werkwoord en een voorzetsel heb ik al eerder gerept. Weet u nog? Achter een bal aan()rennen. Ook zal ik niet weer uitweiden over al()weer, wel()eens en te()goed, dat heb ik al eens gedaan in “Alles goed?” en “Alles goed? (2)”. En ook de razend interessante vraag waarom goed beschouwd los is, maar goedbedoeld aan elkaar, laat ik hier met rust. Kortgeleden, maar lang geleden, snelverkeer en langzaam verkeer, openlucht en open haard – dat alles vergt grondig nader onderzoek. En wat te denken van hooggewaardeerd en hoog aangeslagen, rijkgeschakeerd en rijk geïllustreerd, zwaarbeladen en zwaar bevracht, rechtopstaand en rechtop lopend? Er is nog veel meer moois. Een kortverhaal over rodekool en sterkedrank, en de directbetrokkene die aan lagerwal raakt. Kokendheet, altijdgroen, algemeengeldig, betekent dat dat kokend heet, altijd groen en algemeen geldig los niet kunnen?

Koppelteken?

Daar wou ik het deze keer met u over hebben. De aanleiding is een zin in het Juridisch Dictee in Utrecht (2014). Daarin stond “meestal is ze in haar vordering niet-ontvankelijk”. Ik schreef het automatisch met koppelteken, omdat het onder regel 6.I in het Groene Boekje (leidraad) valt: “We gebruiken een koppelteken in een samenstelling die bestaat uit een grondwoord met een bijzondere voor- of nabepaling.” En omdat het een alom bekend begrip is. Maar is dat koppelteken per se nodig? Wel in de context: een niet-ontvankelijke vordering, dan is het evident een samenstelling, maar in de Utrechtse zin is de schrijfwijze zonder koppelteken toch ook gewoon correct Nederlands? “Meestal is ze in haar vordering niet ontvankelijk.” Het ontkennende niet hoort even veel bij de persoonsvorm is als bij het naamwoordelijk deel van het gezegde ontvankelijk. Ik zou daar geen rode streep bij durven zetten. En ten minste een van de collega-dicteetijgers in Utrecht was het met me eens.

Ook in het Groot Dictee 2013 kwam iets dergelijks voor: koffie()gedronken. In mijn column ‘Met klem’ heb ik al gezegd dat de klemtoon vaak bepalend is voor de vraag of iets los of aan elkaar moet, maar ook dat er soms geen verschil te horen is: een groen()geverfd hek. Zie vooral mijn reactie op mijn eigen stukje: Ik ga straks lekker koffiedrinken en Ik ga straks lekkere koffie drinken. In allebei de gevallen hoor ik alleen een klemtoon op ‘kof’. In de tweede zin moet het natuurlijk noodzakelijkerwijs los, maar in de eerste zin kan het naar mijn onbescheiden mening zowel los als aan elkaar. (Na koffie gedronken te hebben in het Groot Dictee was dan ook niet fout, maar diegenen die koffiegedronken hadden, onder wie ikzelf, hebben een fout minder. Vind ik. Onbescheiden.) In “Hoe rekkelijk ben ik nu precies?” heb ik ook de rode()kool al aangesneden: “Ik at vandaag rodekool, gemaakt van een mooi rode kool.” En zo kan ik ook wel een zinnetje bedenken waarin sterkedrank gewoon sterke drank is: wodka is heel sterke drank. Dat is het hele eiereneten: zet er een woordje bij en je schrijft het los. Lekkere koffie drinken. Een mooi rode kool. Heel sterke drank. Gebakken eieren eten.

Werkwoorden

Rodekool, sterkedrank, maar ook uit het Engels geleende woorden winningmood (zie ook “Met klem”, bij de reacties), darkroom en slowmotion. O nee, slow motion is los, terwijl ik dat juist aaneen zou verwachten vanwege de enkele klemtoon op mo. Let op, bij woorden als vintagemodel (zie de voorronde Groot Dictee 2013, en ook het artikel “Een vintage olifant van messing – of niet”) en luxeappartement ligt het net iets anders. Vintage en luxe zijn allebei zowel een zelfstandig als een bijvoeglijk naamwoord. En ik vind dat dat verschil in de uitspraak tot uitdrukking hoort te komen: met één klemtoon schrijf je het noodzakelijkerwijs aan elkaar, lúxeappartement, en met twee klemtonen kun je niet anders dan het los schrijven, een lúxe appartemént.

Dat zijn steeds woordgroepen dan wel samenstellingen van een bijvoeglijk en een zelfstandig naamwoord. Maar ik wil nog even – nu ik nog werk, nog even – op werkwoorden inzoomen. Koffiedrinken, eiereneten, maar er zijn er nog veel meer. Gek genoeg ook woordgroepen, die niet aan elkaar gegroeid zijn, waarvan ik het juist wel had verwacht: scherp stellen (Leiden, 2010), pret maken (Groot Dictee 2006), keet schoppen, gedag zeggen. Ik besluit met een reeks wel aaneengeschreven werkwoorden, en met een huiswerkopgave voor u, lezer: maak met al deze werkwoorden een zin waarin ze los geschreven zijn en waarbij dat in die context zo niet beter, dan toch op zijn minst ook correct is. Dienstdoen, goeddoen, zakendoen, handeldrijven, wildkamperen, tevredenstellen, blindstaren, geheimhouden, zoekraken, mooizitten.

Mooi, die zit.

1 reacties

  1. Heel veel fouten in Van Dale worden met regelmaat verbeterd. Misschien draagt iemand dat wel aan … In ieder geval staat in de online-VD sinds jaar en dag ‘de bietenbrug opgaan’.